1.B
2. Ma maison est très grande
3. de tuin, het gastenverblijf, een bed, een tafel, een bank, de keuken, het toilet, de douche
4. voetballen
5. De mevrouw vraagt de weg naar de stad.
6. De mevrouw moet eerst rechtdoor naar de bushalte, dan rechtsaf en vervolgens steeds rechtdoor.