1 Cum Moerus collocata sorore reverteretur, repente
tempestas orta est. Pervenit ad flumen, quod ita increverat, ut nec transiri nec transnatari posset; ad cuius ripam Moerus consedit et flere coepit,
5 ne amicus pro se periret.
(1) Toen Moerus, nadat hij zijn zuster had uitgehuwelijkt, terugkeerde, is er plotseling een storm ontstaan. Hij kwam bij een rivier, die zo was gestegen, dat zij noch overgegaan noch overgezwommen kon worden; Moerus ging bij de oever daarvan zitten en begon te huilen, (5) bang dat zijn vriend in plaats van hem om zou komen.