2: communiceren doe je samen (leestekst)

4H - Cursus Leesvaardigheid 
Les 2 van 12
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4H - Cursus Leesvaardigheid 
Les 2 van 12

Slide 1 - Tekstslide

1 Communiceren doe je samen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen § 1
  1. Ik weet wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat.
  2. Ik kan de elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen.
  3. Ik kan uitleggen op welke manier een bepaald element het communicatieproces beïnvloedt en uitingen hierop aanpassen.
  4. Ik kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bedenken waarin ik doelmatig de elementen van communicatie inzet.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Leg uit hoe deze vijf begrippen tot elkaar in verhouding staan:
  • publiek
  • boodschap
  • ontvanger
  • zender
  • referentiekader

Slide 4 - Tekstslide

Uit het huiswerk

We controleren een aantal vragen uit het huiswerk. Pak je schrift / aantekening er dus bij!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het communicatiedoel van de klassieke 'welles-nietesdiscussie'?
(vraag 7a)
A
activeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het communicatiedoel van de emoji 'huilen-van-het-lachen' in een appje? (vraag 7c)
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 7 - Quizvraag

Welk van deze elementen bepalen de context van een boodschap?
(vraag 8a)
A
situatie, tijd en plaats van communicatie
B
referentiekaders van zender en ontvanger
C
communicatiemiddel en -doel
D
A, B en C zijn goed

Slide 8 - Quizvraag

Leesvaardigheid
We lezen samen de tekst Ode aan de scheidsrechter op pagina 32 OB. Daarna maak je de vragen 15 t/m 20.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 15 t/m 17
  • 15 Scheidsrechter is een beroep waarvoor je bereid moet zijn om te ‘lijden’. Je mag niet opvallen en als je iets verkeerd doet, dan word je publiekelijk terechtgesteld. Er valt weinig eer aan te behalen.
  • 16 Er is sprake van fysieke ruis: vanwege de omstandigheden in een stadion kan de scheidsrechter zijn assistenten niet altijd goed verstaan via de headset.
  • 17 ‘In veel gevallen is dichtbij staan echter juist een nadeel, want je verliest het zicht op de context van een situatie.’ (regels 41-43)

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 18 t/m 20
  • 18 Gebaren, houding/positie, oogcontact en mimiek
  • 19 Continue kritiek maakt het lastig voor de scheidsrechter om zijn werk goed uit te voeren. En als de scheidsrechter zijn werk niet goed kan doen, kan een voetbalwedstrijd minder goed gespeeld worden. Daarvan hebben zowel de spelers als de toeschouwers last.
  • 20 De schrijver wil je informeren over hoe scheidsrechter Dennis Higler gedragsregels heeft ingesteld om zo goed mogelijk zijn werk te kunnen doen. Daarmee wil hij je indirect ook overtuigen dat scheidsrechters wel wat meer gewaardeerd mogen worden. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Je krijgt nu de tijd om in jouw eigen tempo te werken aan vraag 15 t/m 20. Je vindt de vragen op pagina 33 van je oefenboekje. Schrijf je antwoorden op of typ ze in een document. De volgende les beginnen we met het nakijken/bespreken van deze vragen.

In de laatste vijf minuten stel ik kort nog wat vragen ter afsluiting van de les.

Slide 12 - Tekstslide

Welke twee dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 13 - Open vraag

Leerdoelen § 1
  1. Ik weet wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat.
  2. Ik kan de elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen.
  3. Ik kan uitleggen op welke manier een bepaald element het communicatieproces beïnvloedt en uitingen hierop aanpassen.
  4. Ik kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bedenken waarin ik doelmatig de elementen van communicatie inzet.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe goed vind jij dat je deze leerdoelen al beheerst?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Huiswerk
  • Zorg dat opdracht 15 t/m 20 van pagina 33 (OB) klaar zijn.
  • Tijd over? Lees alvast paragraaf 2 Onderwerp en hoofdgedachte door.

Volgende les
Je krijgt uitleg over paragraaf 2 en werkt aan opdracht 1 t/m 5.

Slide 16 - Tekstslide