Grammatica zinsontleding

Grammatica
zinsontleding
Wat weet je nog niet?
Welk doel wil je vandaag behalen?
Schrijf dat doel op!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
zinsontleding
Wat weet je nog niet?
Welk doel wil je vandaag behalen?
Schrijf dat doel op!

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Jullie leren vandaag:
Gezegde, pv
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
(tip! Schrijf bij iedere zin eerst al de bovenstaande zinsdelen onder elkaar zodat het invuloefening wordt)

Slide 2 - Tekstslide

Gezegde
alle werkwoorden uit de zin

Mariska heeft gefietst.
Lotte was gisteren erg vrolijk.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom grammatica?
Om makkelijker een andere taal te leren (begrijpen).
Meer inzicht in het Nederlands.

Bij aardrijkskunde leer je vanalles over de aarde, bij Nederlands leer je vanalles over woorden en zinnen. :) 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm
Altijd een werkwoord! (hoort dus bij het gezegde)
Zet je zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de pv.

Jason is aan het voetballen.
Thomas heeft gisteren zijn brommer gewonnen.

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp
wie of wat + gezegde = onderwerp

Daan heeft een appel gegeten.
gezegde = heeft gegeten.
wie heeft gegeten? 
Daan = onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
wie of wat + gezegde + onderwerp
(het lv heb je niet altijd)
Priscilla heeft een jurk gekocht.
heeft gekocht = gezegd
Priscilla = onderwerp
wie of wat heeft Priscilla gekocht?
een jurk = lijdend voorwerp 

Slide 7 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
aan wie/ voor wie
(het mw heb je soms wel,soms niet)
Lieke heeft een cadeautje gegeven aan Hans.
Heeft gegeven = gezegde
Lieke = onderwerp
een cadeautje = lijdend vw
Aan wie heeft Lieke een cadeautje gegeven?
Hans = mw

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Rest. waar? waarom? waardoor? wanneer? hoe? enz.
(soms wel, soms niet)
Gisteren heeft Tommy een doos bonbons gekocht voor Mirthe.
heeft gekocht= gezegde
Tommy = onderwerp
een doos bonbons = lijd. vw
voor Mirthe = mw
Gisteren = bwb

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de pv?
Jose eet een appel.
Jeroen vroeg om een peer.
Jayden zei ik wil een ananas.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het gezegde?
Karel heeft een bloem geplukt?
Klaas plant een boom.
Kayden snoeit een struik.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Zoek eerst het gezegde.


Tessa heeft een snoepje gegeten?
Tirza had gisteren een cake gebakken.
Thomas zei ik wil een taart voor mijn verjaardag kopen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het lijdend vw?
(zoek eerst gezegde + ow)


Daphne heeft een nieuwe fiets gekocht.
Debby wil in de pauze een patatje met eten.
Dilana is morgen jarig.

Slide 13 - Tekstslide

Meewerkend Voorwerp

(zoek eerst gezegde, ow, lv)



Ilona heeft een pan spaghetti voor haar tante gemaakt.
Indy geeft een concertkaartje aan haar vriendin.
Iwan heeft een nieuwe game gekocht.

Slide 14 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling 

(zoek eerst, gezegde, ow, lv, mw)



Lionel heeft gisteren een nieuw baantje gevonden.
Lex wil graag op de scooter naar dat feest.
Linda gaat in de zomer op vakantie.

Slide 15 - Tekstslide

Wat hebben jullie geleerd?
Schrijf drie vragen op die je klasgenoten moeten beantwoorden.
Weet je zelf het antwoord?

Slide 16 - Tekstslide

Hoe vind je de pv?
Hoe vind je het gezegde?
Heb je altijd een pv in een zin?
Heb je altijd het onderwerp?

Slide 17 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
Heb je altijd een lijdend voorwerp?
Waarom moet je de zin in de juiste volgorde ontleden?
Hoe vind je het meewerkend vw?
Heb je altijd een meewerkend vw?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Op welke vragen geeft een bijwoordelijke bepaling antwoord?
Kun je meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin hebben?

Slide 19 - Tekstslide

Hebben jullie nog vragen?
Is jouw doel bereikt?
Leg uit....
Waarom wel?

Waarom niet? Hoe ga je ervoor zorgen dat het doel de volgende keer wel behaald wordt?

Slide 20 - Tekstslide