H5 Spelling trappen van vergelijking

Programma
  1. Schooltaalwoorden
  2. Uitleg en oefenen H5.8 trappen van vergelijking
  3. Oefenen (thuis) en Lezen (op school)

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
  1. Schooltaalwoorden
  2. Uitleg en oefenen H5.8 trappen van vergelijking
  3. Oefenen (thuis) en Lezen (op school)

Slide 1 - Tekstslide

de uitspraak
de uitwerking
vergelijken met
iets wat iemand gezegd heeft
tekst die je geschreven hebt
naar overeenkomsten en verschillen zoeken

Slide 2 - Sleepvraag

Verschil zoeken. Vergelijk jezelf met een ander. Start je zin met: Ik kan ....

Slide 3 - Open vraag

Overeenkomst zoeken. Vergelijk jezelf met een ander.
Start je zin met: Ik kan ....

Slide 4 - Open vraag

spelling H4-H5





SO spelling: H4.8 en H5.8 + ww.spelling H1.H2.H3
werkwoordspelling
gewone spelling
H4.8
1. voltooid deelwoord
2. verkleinwoorden
H5.8
3. tegenwoordig deelwoord
4. trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

De trappen van vergelijking 
Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, dan gebruik je vaak de trappen van vergelijking.

Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de 
overtreffende trap. 

Slide 6 - Tekstslide

De trappen van vergelijking 
  • De stellende trap geeft aan dat zaken gelijk zijn. 
     Hij is net zo vrolijk als ik.
  • De vergrotende trap geeft aan dat zaken niet gelijk zijn. Meestal zet je in de vergrotende trap -er achter het woord 
     Hij is vrolijker dan ik.
  • De overtreffende trap geeft aan dat de ene zaak alle andere overtreft. Er komt dan -st achter het woord. 
     Hij is de vrolijkste van de klas.

Slide 7 - Tekstslide

De trappen van vergelijking 
Dus: 
hard -- harder -- hardst
gezond -- gezonder -- gezondst

Sommige trappen van vergelijking worden afwijkend gevormd:
goed -- beter -- best
veel -- meer -- meest

Slide 8 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de trappen van vergelijking van: groot

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de trappen van vergelijking van: handig

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: leuk

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek

Slide 13 - Open vraag

Welke zin is goed?
A
Ik ben verliefder als hij.
B
Ik ben verliefder dan hij.
C
Ik ben verliefder als hem.
D
Ik ben verliefder dan hem.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
In zijn glas zat weiniger dan in mijn glas.
B
In zijn glas zat minder als in mijn glas.
C
In zijn glas zat weiniger als in mijn glas
D
In zijn glas zat minder dan in mijn glas.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Hij is het nerveust.
B
Hij is het meest nerveus.
C
Hij is nerveuzer als ik.

Slide 16 - Quizvraag

goed
veel
graag
weinig
goed
 best
beter
weinig
graag
veel
minder
minst
liever
liefst
meer
meest

Slide 17 - Sleepvraag

Ik weet hoe ik de trappen van vergelijking moet schrijven.
Ja, ik snap dit helemaal goed
Redelijk, ik snap het beter dan eerst
Nee, ik vind het erg lastig

Slide 18 - Poll

Thuis:

Maak in Talent online:
§5.8 oefening 9-10

daarna:
Les verlaten
School:

Maak in Talent online:
§5.8 oefening 9-10

daarna: 
Lezen in je leesboek

Slide 19 - Tekstslide