H3 NN6e hfst 1-2 Samengest/samengetr. zin/ onb vnw

Samengestelde zinnen

Hoofdzinnen
Bijzinnen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Hoofdzinnen
Bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de toetsweek hebben we geen gewone lessen.

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zorg voor warme kleren als je in het bos loopt.

Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 5 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin(nen) en bijzin(nen). 

Als een samengestelde zin is opgebouwd uit twee of meer hoofdzinnen, dan is er sprake van nevenschikking. 

Hebben we te maken met hoofdzin en bijzin, dan is er sprake van onderschikking. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil hoofdzin en bijzin
In elke samengestelde zin zit minstens één hoofdzin. Die is het belangrijkst. 

In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar en er kan niets tussen komen te staan. 
 
Bij een bijzin staan persoonsvorm en onderwerp niet direct naast elkaar óf ze staan wel naast elkaar en je kunt er een woord (bijvoorbeeld morgen of niet) tussen zetten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoofdzin

- ow en pv staan naast elkaar.




- Elke samengestelde zin heeft 

  minimaal een hoofdzin.


- Een samengestelde zin kan uit 

  meerdere hoofdzinnen bestaan.

Kenmerken bijzin

- ow en pv staan niet naast elkaar of 

  je kunt het woordje 'niet' of 'morgen

  ertussen zetten.


- Niet elke samengestelde zin heeft 

  een bijzin.


- Een samengestelde zin kan nooit 

  alleen uit bijzinnen bestaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
Twee zinnen die een samengestelde zin vormen, worden vaak gescheiden door een komma en/of een voegwoord. 


Voorbeelden:
 en, of, maar, want, dus, omdat, als, zodat, toen, wanneer, dat, terwijl, naarmate



LET OP: een voegwoord kan soms ook aan het beginvan een samengestelde zin staan:
Als ik naar de winkel ga, neem ik altijd een karretjesmunt mee. 




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik koop vaak Oreo's, omdat ik koekjes lekker vind.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sandy luisterde geïnteresseerd toen de geschiedenisdocent vertelde dat de middeleeuwse maatschappij was opgebouwd als een piramide.
A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + bijzin + hoofdzin
D
Hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bovenaan stond de keizer en onder hem kwam de adel en nog lager volgden de burgers en de boeren.

A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin + hoofdzin

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat de boeren op het land verbouwden, moesten ze deels afstaan aan hun heer, want diens personeel moest ook eten.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + bijzin + hoofdzin

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er gevaar dreigde, zochten de boeren bescherming op het kasteel, omdat ze achter de stenen muren relatief veilig waren.

A
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + bijzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De heer bestreed met zijn ridders de vijand, opdat hij die zou verjagen, zodat zijn grondgebied onaangetast zou blijven.

A
Hoofdzin + bijzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Bijzin + hoofdzin + hoofdzin
D
Bijzin + hoofdzin + bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
1. Ik weet dat een samengestelde zin uit meerdere deelzinnen bestaat.
2. Ik weet dat een samengestelde zin minimaal één hoofdzin heeft.
3. Ik ken het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin.
4. Ik kan bijzinnen en hoofdzinnen herkennen in een samengestelde zin.
5. Ik herken voegwoorden in een samengestelde zin
6. Ik kan onderwerpen persoonsvorm benoemen in deelzinnen van de
     samengestelde zin.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Woorden weglaten mag als...
- Ze dezelfde functie hebben

- Ze dezelfde betekenis hebben

- Ze hetzelfde getal hebben

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jouw idee in de ideeënbus vond de jury het origineelste en zal spoedig gerealiseerd worden.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet en zal slagen dit jaar, want ik wil echt niet blijven zitten in klas 3.
Extra info
Het gaat in deze zin om de samentrekking van 'Ik moet en zal'.
A
geen samentrekking
B
foutieve samentrekking
C
goede samentrekking

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende zin een samentrekking?
'Marc zit op voetbal en Faisal ook.'
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij werd niet goed en werd naar huis gebracht.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de samentrekking juist of onjuist?

Alice maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de samentrekking juist of onjuist?

Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al afgemaakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van deze zin een samentrekking:

Ik eet een appel en ik eet een banaan.


Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de onderstaande foutieve samentrekking:
Dat boek vond ik niet te duur en leek mij heel spannend.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden of woorddelen kun je samentrekken?
Schrijf de hele zin op met de samentrekking.

De ouders van Bilal zijn aardige mensen en zijn behulpzame mensen

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies