VOLTOOID DEELWOORD / onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Onregelmatige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Voltooide tijd

Ik woon nu in Nederland
Vroeger heb ik in Syrie gewoond.

Nu leert hij Nederlands.
Vroeger heeft hij Engels geleerd.

Je hebt werkwoorden (verbs) en hulpwerkwoorden (auxiliary verbs). Hulpwerkwoorden staan nooit alleen in de zin (ik heb gewerkt, jij hebt geslapen, wij zijn 40 jaar geworden.)

Werkwoord: hebben

Ik heb
jij hebt
hij/zij/het heeft
wij hebben
jullie hebben
wij hebben

Slide 2 - Tekstslide

Hebben

Bij de meeste voltooide tijd (perfectum), gebruiken we hebben.

Ik heb geslapen.
Jij hebt gekookt.
Hij heeft gelachen.
Wij hebben gegeten.
Jullie hebben gefeest.

Zijn

Soms gebruik je ben, is, zijn.
Dit doe je bij bewegingen en bij de werkwoorden: aankomen, beginnen, blijven, gaan, gebeuren, komen, worden, zijn.

Ik ben naar Amsterdam gereden.
Hij is aan een studie begonnen.
Wij zijn naar Nederland gekomen.

Slide 3 - Tekstslide

De hond heeft de baby ______.
A
gebeten
B
beet
C
bijt

Slide 4 - Quizvraag

Ik heb deze week veel ____.
A
werkte
B
werken
C
gewerkt

Slide 5 - Quizvraag

Wie heeft vanochtend een eitje ______?
A
gebakken
B
bak
C
bakken

Slide 6 - Quizvraag

Welke smaak ijs heb je ____?
A
hebben
B
gehad
C
heeft

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb iedereen een kopje koffie of thee ______.
A
geef
B
gegeven
C
geven

Slide 8 - Quizvraag

De docent heeft de toets met de leerlingen _____.
A
maak
B
maken
C
gemaakt

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer ben jij in Nederland ____?
A
gekomen
B
komen
C
komt

Slide 10 - Quizvraag

Maak zelf een zin in de voltooide tijd met het woord: lachen

Slide 11 - Open vraag

Maak zelf een zin in de voltooide tijd met het woord: huilen

Slide 12 - Open vraag

Maak zelf een zin in de voltooide tijd met het woord: koken

Slide 13 - Open vraag

Maak zelf een zin in de voltooide tijd met het woord: dromen

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Slide 17 - Tekstslide