20 - Taaltrap les 20 - De natuur

De natuur - project
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De natuur - project

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan als je het woord natuur hoort? 
Natuur

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

de aarde

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

alles wat leeft

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

boven



en 



onder
de grond

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de lucht

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 in de bergen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de heuvels

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het meer

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de zee

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in het bos

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de sterren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de maan

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de rivier

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het gras

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het zand

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de wolken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de wind

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen?
*Luister naar de docent.
* Zeg niks, maar schrijf het woord op je wisbordje.
* Aan het einde kijken we de antwoorden na.
* Vergeet het lidwoord niet!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luisteren
20.1 de woorden
20.3 luisteren

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
20.4 Invullen en lezen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zich vervelen
Ik verveel me.
Jij verveelt je.
Hij/zij verveelt zich. 

Wij vervelen ons.
Jullie vervelen je.
Zij vervelen zich.
20.5 luisteren

Slide 23 - Tekstslide

We hebben opgefrist wat een persoonlijk voornaamwoord ook alweer is. Voor sommige werkwoorden komt dit persoonlijke voornaamwoord een tweede keer terug. Zoals bij wassen. Je zegt hij wast zich, of ik was me. Maar dit is dus niet bij alle werkwoorden want je zegt niet hij fietst zich natuurlijk. Wie kan een ander werkwoord bedenken waar je een wederkerend voornaamwoord bij moet zetten. Bijvoorbeeld ik verheug me, ik scheer me, ik verslik me.
20.7 Invullen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zich wassen
Ik was me.
Jij wast je.
Hij wast zich. Zij wast zich.

Wij wassen ons.
Jullie wassen je.
Zij wassen zich.

Slide 25 - Tekstslide

We hebben opgefrist wat een persoonlijk voornaamwoord ook alweer is. Voor sommige werkwoorden komt dit persoonlijke voornaamwoord een tweede keer terug. Zoals bij wassen. Je zegt hij wast zich, of ik was me. Maar dit is dus niet bij alle werkwoorden want je zegt niet hij fietst zich natuurlijk. Wie kan een ander werkwoord bedenken waar je een wederkerend voornaamwoord bij moet zetten. Bijvoorbeeld ik verheug me, ik scheer me, ik verslik me.

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Indeling soorten op aarde
Ingedeeld in rijken

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies