2hv - L2 P4: werden + woordenschat

Deutsch
Les 2 Periode 4:

- das Verb werden herhalen
woordenschat oefenen


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deutsch
Les 2 Periode 4:

- das Verb werden herhalen
woordenschat oefenen


Slide 1 - Tekstslide

Heute
voorbereiding voor les 1:

maken: opdr. 1 t/m 8 van §6.2
leren: woordjes Lernbox 2

verwerkingsopdrachten na les 1:
maken: opdr. 1 t/m 8 van §6.3
leren: woordjes Lernbox 3






Slide 2 - Tekstslide

VERTAAL:
Sara wird morgen 15.

Slide 3 - Open vraag

VERTAAL:
Werdet ihr diesen Sommer reisen?

Slide 4 - Open vraag

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 5 - Tekstslide

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 6 - Tekstslide

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 7 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 4 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?
uitleg

Slide 8 - Tekstslide

Ali will später Lehrer ...
1/4
uitleg/antwoord
Ali wil leraar worden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 9 - Quizvraag

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
2/4
uitleg/antwoord
wij zijn van plan naar Duitsland te rijden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 10 - Quizvraag

Das ... ich echt nicht
machen!
3/4
uitleg/antwoord
dat zal ik echt niet doen! -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 11 - Quizvraag

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
4/4
uitleg/antwoord
ik ga naar bed (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 12 - Quizvraag

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 13 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de exta 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 14 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 8 vragen:
  • 4x multiple choice
  • 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 15 - Tekstslide

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 16 - Quizvraag

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Wirdet
B
Werd
C
Werdet
D
Werdt

Slide 17 - Quizvraag

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.
3/8
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 18 - Quizvraag

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 19 - Quizvraag

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Slide 20 - Open vraag

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.
6/8

Slide 21 - Open vraag

Maria word beroemd.
Maria ... berühmt.
7/8

Slide 22 - Open vraag

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.
8/8

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link