Minor A1 unidad 5 parte 2 do 4 mrt_Chantal

Programma
Herhaling/preguntas parte I

parte II

- Het lijdend voorwerp
Hoeveelheden en verpakkingen
- SE + 3e persoon
- Kloktijden




Unidad 5-parte II
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling/preguntas parte I

parte II

- Het lijdend voorwerp
Hoeveelheden en verpakkingen
- SE + 3e persoon
- Kloktijden




Unidad 5-parte II

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf het volgende getal op
"520"

Slide 2 - Open vraag

Nr. 18+20 WB p.48 
Almorzar (ue)     Preferir (ie)   Probar (ue)    Querer (ie)
¿preguntas?

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden met onregelmatige vormen (TB pag. 122-135)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de jullie-vorm van kunnen (poder)?
A
puedéis
B
podemos
C
pueden
D
podéis

Slide 5 - Quizvraag

Querer betekent 'willen'. Hoe zeg je:
jij wilt
A
quiere
B
quieres
C
queres
D
quere

Slide 6 - Quizvraag

vertaal: zij lunchen (almorzar)
A
almorzan
B
almuerzan
C
almorzáis
D
almuerzen

Slide 7 - Quizvraag

¿Qué comes?
We doen nu eerst oef. 9 en 10 TB p. 48

En el supermercado
hoeveelheden en verpakkingen
zie ook p. 52 TB bovenaan

Slide 8 - Tekstslide

¿Qué comes? Nr. 9 TB p.48

1kg = un kilo de...
1/2kg = medio kilo de..
1 1/2 = un kilo y medio de... 
100 g = cien gramos de...
1 l = un litro de...
1/2 = medio litro de...
un paquete de...
una botella de...
una lata de...
un frasco de...
una bolsa de...
un poco de...
hoeveelheden en verpakkingen
Nr. 5 WB p. 44  
timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

¿Qué comes? Nr. 10 TB p.48
Maak 3 logische combinaties van 
1. een gegeven product (leche, mantequilla,..)
2. een hoeveelheid (1 kg, 1/2 kg,..)
Maak 3 andere combinaties van
1. een gegeven product (leche, mantequilla,..)
2. een soort verpakking
timer
3:00
let op!
un medio
tussen hoeveelheid of de verpakking en voedingsmiddel staat altijd de

Slide 10 - Tekstslide

frecuencias
zie pagina 48 TB
todos los días - alle dagen, elke dag
una vez por semana/mes - 1 x per week/maand
muchas veces - vaak
pocas veces - soms
casi nunca - bijna nooit
nunca - nooit

Slide 11 - Tekstslide

Trabajamos en grupos - 30 minutos
samenwerken: met camera's aan via agenda
Begin met opdracht 10 af te maken uit TB p. 48
Maak de oefeningen 4, 6 t/m 8, 11 WB p. 43-46

tijd over? Kijk naar de Reglas y Sistemas p. 52 bovenaan en vul 
"hoeveelheidsaanduidingen" en "getallen vanaf 100"
verder in.

Slide 12 - Tekstslide

Er volgt nu een lastig onderwerp..

Slide 13 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp  Nr. 8ab TB p. 47

Slide 14 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp  Nr. 8c TB p. 47

Slide 15 - Tekstslide

timer
5:00
¿Qué significa?

Slide 16 - Tekstslide

se + 3e persoon - Nr. 12 TB p. 49
We gaan wat oefeningen doen en tekst lezen om erachter te komen wat 
"se + werkwoord" betekent

Slide 17 - Tekstslide

Los bares en España Nr. 12a TB p.49

Lees de tekst en omcirkel steeds de meest logische optie
1. a las 6:30/ a las 8
2. tostadas/bocadillos
3. entre la 1 y las 2/entre las 2 y 2:30
4. un menú barato/solo un bocadillo
5. todo el día/ por la tarde
6. a partir de las 8:30/entre las 8 y las 10.
7. estudiantes/turistas
8. ver la tele/sentarse en la mesa de otras personas
¿Qué significa?
En un bar se toma café.
También se comen tapas.
men/ er wordt
31
12b, controle:

Slide 18 - Tekstslide

Geef het juiste pers. vnw. als lijdend voorwerp.
Compro el bolso en la tienda
A
los
B
la
C
el
D
lo

Slide 19 - Quizvraag

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elisa
B
compra
C
una silla
D
la playa

Slide 20 - Quizvraag

Geef het juiste pers. vnw. waarmee je het lijdend voorwerp vervangt.
Voy a regalar el bolso
A
los
B
la
C
el
D
lo

Slide 21 - Quizvraag

la hora nr. 13 TB p. 49
¿Qué hora es?                                               Hoe laat is het?
-Es la (una)                                                     Het is..
-Son las (dos, tres, cuatro, etc)
¿Tiene hora?
¿A qué hora …?                                             (Om) hoe laat...?
A la una (y....)                                                  Om... uur
A las (dos, tres, cuatro, etc)                  

Slide 22 - Tekstslide

decir la hora

Slide 23 - Tekstslide


32
33
34
35
36
37
por la mañana
al mediodía
por la noche

Slide 24 - Tekstslide

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland ontbijt men om 8 uur 's ochtends.

Slide 25 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland eet men broodjes tussen de middag.

Slide 26 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland luncht men een salade om 13 uur.

Slide 27 - Open vraag

Hoe vertaal je de volgende zin?

In Nederland eet men (avondeten) om 18.30 uur.

Slide 28 - Open vraag

¡A practicar! - 30 minutos
¿A qué hora?
  • oef 24 WB
Lijdend vw  
  • 21,22 WB
afmaken
  • 4 t/m 8, 11 af?
  • Reglas y sistemas

Slide 29 - Tekstslide

Deberes/huiswerk

- Reglas y Sistemas unidad 5 
- Alle oefeningen WB unidad 5 afmaken
- Tussentijdse toets van unidad 3+4

Slide 30 - Tekstslide