Onderwerp en persoonsvorm

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp

Het onderwerp

Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:

Wie of wat + de persoonsvorm?

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De kinderen hebben een kaars aangestoken.

Wie hebben?

Antwoord: De kinderen

Wat is het (werkwoordelijk) gezegde in een zin?

1. Het onderwerp
2. De persoonsvorm
3. Het onderwerp + de persoonsvorm
4. Alle ww in de zin

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?

De persoonsvorm

het onderwerp

De appels

hangen

aan de boom

 al

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?

De persoonsvorm

het onderwerp

Mijn voetbal

is

gevallen

 in de sloot

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm.
Wat is het onderwerp?

Karam speelt graag op zijn telefoon.

1. Karam
2. speelt
3. graag
4. telefoon

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm.
Wat is het onderwerp?

Rumyana doet goed haar best op school.

1. Rumyana
2. doet
3. best
4. school

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm.
Wat is het onderwerp?

Het kleine meisje zingt graag mee met de liedjes.

1. het meisje
2. het kleine meisje
3. zingt
4. liedjes

Wat zijn zinsdelen?

1. Stukjes van een zin
2. stukjes van een woord
3. één woord

Verdeel de zin in drie zinsdelen door te slepen.

zinsdeel 1

zinsdeel 2

zinsdeel 3

Mijn

vriend

eet

een

broodje

kroket

zinsdeel 1

zinsdeel 2

zinsdeel 3

zinsdeel 4

zinsdeel 5

Joris

ging

gisteren

op

de

fiets

naar

voetbal

Maak met de zinsdelen een goede zin

Fieke

voor haar opa

had

geschreven.

een mooi gedicht

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

Piet

drinkt

een blikje cola

in de pauze

Wat is het onderwerp?

.

Het onderwerp

Janneke

Heeft

haar werk

goed

gedaan