examentraining formuleren

EXAMENTRAINING
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

EXAMENTRAINING

Slide 1 - Tekstslide

Examenstof
Het goed kunnen formuleren van een examen wenselijk antwoord is essentieel voor het maken van een goed examen.

Slide 2 - Tekstslide

Examenstof
In deze examentrainer ga je stap voor stap de onderdelen door om tot het formuleren van  een perfect examen wenselijk antwoord te komen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

verschillende vragen            verschillende antwoorden
1. oorzakelijk verband vragen
2. argumentatievragen
3. toepassingsvragen
4. volgorde vragen
5. Kenmerkend aspect vragen


Slide 10 - Tekstslide

verschillende vragen            verschillende antwoorden
                           
                             oorzakelijk verband vragen
zoeken naar de connextie tussen twee historische gegevens. Waarom zorgde de ene gebeurtenis of situatie nu dat de andere gebeurtenis of situatie plaats vond.
                              leg uit, verklaar, waarom

Slide 11 - Tekstslide

2p Leg uit op welke wijze de aflatenhandel
zorgde voor de splitsing van de christelijke kerk.

1. Wat willen ze precies van je weten?
2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?

Slide 12 - Open vraag

Leg uit op welke wijze de aflatenhandel
zorgde voor de splitsing van de christelijke kerk.

1. Geef antwoord op de vraag van het stappenplan
stap 1 en 2.

Slide 13 - Open vraag

Leg uit op welke wijze de aflatenhandel
zorgde voor de splitsing van de christelijke kerk.
1. formuleer je antwoord
2. controleer je antwoord heb je alle
onderdelen gebruikt?

Slide 14 - Open vraag

evaluatie:
1. kwam je uit de stappen?
2. Waar liep je tegenaan?
3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?

Slide 15 - Open vraag

verschillende vragen            verschillende antwoorden
                       argumentatievragen
Bij dit soort vragen is het de bedoeling dat je laat zien waarom iets zo is. Je geeft een beredening/ argument. Vaak in combinatie met een bron, stelling of bewering 
      beredeneer, toon aan, geef een argument



Slide 16 - Tekstslide

In deze tekst van H.W. Tydeman komt de opvatting dat ‘De industrialisatie de oorzaak is van de sociale kwestie’ naar voren.
2p Toon dit aan door een argument (uit de bron) te noemen die deze opvatting ondersteunt.

1. Wat willen ze precies van je weten?
2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?

Slide 17 - Open vraag

In deze tekst van H.W. Tydeman komt de opvatting dat ‘De industrialisatie de oorzaak is van de sociale kwestie’ naar voren.
2p Toon dit aan door een argument (uit de bron) te noemen die deze opvatting ondersteunt.

1. geef antwoord op het
stappenplan stap 1,2 en 3.

Slide 18 - Open vraag

In deze tekst van H.W. Tydeman komt de opvatting dat ‘De industrialisatie de oorzaak is van de sociale kwestie’ naar voren.
2p Toon dit aan door een argument (uit de bron) te noemen die deze opvatting ondersteunt.

1. geef antwoord op het
stappenplan stap 4
2. controleer je antwoord

Slide 19 - Open vraag

evaluatie:
1. kwam je uit de stappen?
2. Waar liep je tegenaan?
3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?

Slide 20 - Open vraag

verschillende vragen            verschillende antwoorden
                           toepassingsvraag
Bij dit soort vragen moet je je bestaande kennis koppelen aan een nieuw gegeven uit een bron. Eigenlijk is het een soort herkenning die moet plaatsvinden.
                   laat zien, toon aan, leg uit.



Slide 21 - Tekstslide

De opvattingen van Rousseau spelen een rol in de democratische revoluties van het einde van de achttiende eeuw.
2p Noem een opvatting van Rousseau uit de bron en leg uit hoe die een rol gespeeld kan hebben in de
democratische revoluties zoals bijv. de Franse Revolutie.
1. Wat willen ze precies van je weten ?
2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?

Slide 22 - Open vraag

De opvattingen van Rousseau spelen een rol in de democratische revoluties van het einde van de achttiende eeuw.
2p Noem een opvatting van Rousseau uit de bron en leg uit hoe die een rol gespeeld kan hebben in de
democratische revoluties zoals bijv. de Franse Revolutie.
1. geef antwoord op het
stappenplan stap 1, 2 en 3.

Slide 23 - Open vraag

De opvattingen van Rousseau spelen een rol in de democratische revoluties van het einde van de achttiende eeuw.
2p Noem een opvatting van Rousseau uit de bron en leg uit hoe die een rol gespeeld kan hebben in de
de Franse Revolutie
1. geef antwoord op het
stappenplan stap 4
2. controleer je antwoord

Slide 24 - Open vraag

evaluatie:
1. kwam je uit de stappen?
2. Waar liep je tegenaan?
3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?

Slide 25 - Open vraag

verschillende vragen            verschillende antwoorden
                           Volgorde vragen
Er zijn twee types. De eerste is altijd door de tijd heen. Hier kan je het beste zoeken naar de tijdsbepaling en het TV erachter plaatsen. Zijn er meer van uit een zelfde tijdvak dan zet je er I of II achter. Daarna wegstrepen om het op volgorde te zetten.
De tweede soort is op verplichte gebeurtenissen/ jaartallen uit een bepaalde Historische context.




Slide 26 - Tekstslide

1. wat moet je niet doen?

Slide 27 - Open vraag

1
2
3
4
5
6
Betty Friedman  wordt met haar boek " de feminin mystique"  algemeen gezien als aanjager van de tweede feministiscehe golf in de VS
In de Verenigde Staten ontstaat een jacht op communistische spionnen die atoomgeheimen verraden zouden hebben. Het echtpaar Julius en Ethel Rosenberg wordt na een proces ter dood gebracht.
Aletta Jacobs probeerde de arbeidersvrouwen te helpen met gezinsplanning door voorlichting te geven over anticonceptie en wordt hierdoor gezien als een voorgangster in de stijd voor vrouwenrechten
Twee maanden na de wapenstilstand waarmee de Eerste Wereldoorlog eindigt, breekt in Berlijn de Spartakisten-opstand uit. Bij deze opstand wordt de radicale socialiste Rosa Luxemburg gedood.
tijdens de godsdienstoorlogen in Engeland wordt de katholieke Mary Stuart in opdracht van haar nicht,  de protestantse koningin Elisabeth I, onthoofd.
De Franse koningin Marie-Antoinette wordt op het Plein van de Revolutie in Parijs onthoofd, omdat de democratische revolutie is geradicaliseerd.

Slide 28 - Sleepvraag

verschillende vragen            verschillende antwoorden
                         Kenmerkende aspectenvraag
Hier wordt gevraagd een ka te herkennen in de bron of in de gegevens van de vraag.
                               





Slide 29 - Tekstslide


1. Wat willen ze precies van je weten?
2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?

Slide 30 - Open vraag



1. Geef antwoord op het stappenplan 1 en 2
2. waar moet je extra op letten?

Slide 31 - Open vraag



1. formuleer je antwoord
2. controleer je antwoord heb je alle
onderdelen gebruikt?

Slide 32 - Open vraag

evaluatie:
1. kwam je uit de stappen?
2. Waar liep je tegenaan?
3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?

Slide 33 - Open vraag

Meer oefenen?
  • Maak oude examens via eindexamensite.nl of examenblad.nl
  • Gebruik de 'historisch denken'-vragen uit Memo online
  • Maak 1 van de vele oefeningen die in de loop van het schooljaar op Magister zijn gezet of mail/vraag je docent.

Slide 34 - Tekstslide

Praktische tips
Op het examen:
  1. Lees altijd eerst de bron, pas daarna de vraag.
  2. Onderstreep belangrijke zaken zoals: jaartallen, namen, plaats, etc.
  3. Associeer: herken je een bepaald begrip, gebeurtenis of een kenmerkend aspect? Schrijf dat er direct bij!

Slide 35 - Tekstslide