4Havo Marktvormen en marktfalen lesweek 3 januari 2021 4hecon2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De monopolist

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken
  • Een product bij één aanbieder 
  • Er zijn niet zo veel monopolisten 
  • Bijna monopolisten zijn er veel meer denk aan: 
  • Google, Microsoft, Android, Apple, NS, Arriva, Vitens 

Slide 7 - Tekstslide

Benzine is een homogeen product.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Plaats de vier marktvormen in volgorde van veel concurrentie op de markt tot weinig tot geen concurrentie op de markt.
Oligopolie
Monopolie
Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Par. 1.3 Oligopolie
  • Weinig aanbieders en veel vragers  
  • Heterogene goederen → producenten moeten met elkaar concurreren 
  • Homogene goederen → klanten letten vooral op de prijs (er kan een prijzenoorlog ontstaan) 

Slide 16 - Tekstslide

Hieronder staan vijf marktvormen. Geef van elke martkvorm aan of het gaat om een monopolie of een oligopolie. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Monopolie
Oligopolie
Uitgifte van rijbewijzen
Internet
NS
Microsoft
Onderwijs

Slide 17 - Sleepvraag

Supermarkten
Internet en telefonie
Heterogeen oligopolie

Slide 18 - Tekstslide

Energie
Brandstof
Homogeen oligopolie 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 21 - Tekstslide

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten

II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de volgende goederen / diensten kunnen een oligopolist zijn?
A
Benzine
B
Mobiele telefoons
C
Cola
D
Vliegtuigmaatschappij

Slide 23 - Quizvraag

Monopolistische concurrentie
  • Veel aanbieders  
  • Producten lijken op elkaar, maar elke aanbieder is uniek
  • Voor de klant is er een verschil wie levert of wat het merk is (heterogeen goed) 
  • Komt veel voor

Slide 24 - Tekstslide

Van welke marktvorm is sprake?
In een dorp zijn twee speelgoedwinkels.
A
heterogeen oligopolie
B
homogeen oligopolie
C
monopolistische concurrentie
D
volkomen concurrentie

Slide 25 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Tekstslide

Noteer 3 dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide