12 maart 21 - 419 - Beter tekstbegrip: examenvoorbereiding le/lu

Beter tekstbegrip
Examenvoorbereiding

  1. neologisme
  2. verschillende verbanden
  3. modelen tekst + vragen beantwoorden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beter tekstbegrip
Examenvoorbereiding

  1. neologisme
  2. verschillende verbanden
  3. modelen tekst + vragen beantwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Door het modelen zien studenten hoe zij een tekst moeten aanpakken. 

Tekst delen in mail of in chat Teams.
Nu de overheid overweegt om ook in Nederland de kapperszaken onder strikte voorwaarden weer te openen, zal het woord beautytoerist even snel verdwijnen als het opkwam.

Slide 2 - Woordweb

BEAUTYTOERIST 
Iemand die naar een ander land reist om daar naar de kapper te gaan. Op zaterdag 13 februari mochten de kappers in België hun kapsalons weer openen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil ook alweer?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Koppel het signaalwoord aan het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Voorwaarde
Echter
Maar
Daarentegen
Bovendien
En
Als
Tenzij
Indien
Daarnaast

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij laten ons niet langer de hele tijd opjagen
Modelen:
  • samen lezen
  • samen vragen doornemen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe proberen de auteurs in alinea 3, 5 en 7 de lezer te overtuigen van hun standpunt?
A
Ze geven voorbeelden van het gedrag van hun generatie.
B
Ze noemen voordelen van hun eigen levensstijl.
C
Ze roepen de lezers op om hun levensstijl te veranderen.
D
Ze schetsen een negatief beeld van hun leeftijdgenoten.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. In alinea 4 staat: “Hoe komt dit?”

Waarnaar verwijst “dit”?

A
de worsteling van peers om uniek te zijn
B
het feit dat levenservaring niet belangrijk lijkt te zijn
C
het gevoel niet bijzonderder te zijn dan anderen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. In alinea 4 staan de volgende twee zinnen:
Zin 1: “Onze generatie bestaat uit crisiskinderen en moet carrière maken in een economisch slechte tijd.:
Zin 2: “En dus moeten we nog meer opvallen dan anderen om zo onze marktwaarde te vergroten en de competitie op de arbeidsmarkt aan te gaan.”

Wat is de relatie tussen deze zinnen?

A
Zin 2 beschrijft het gevolg bij de oorzaak in zin 1.
B
Zin 2 geeft de verklaring voor het verschijnsel in zin 1.
C
Zin 2 spreekt de bewering in zin 1 tegen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Wat is het oordeel dat in alinea 7 en 8 wordt gegeven over de sociale media?
A
Sociale media kunnen zowel leidend als misleidend zijn.
B
Sociale media leiden veelal tot onrust en onvrede.
C
C. Sociale media leveren aandacht, vrienden en inspiratie op.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Volgens welk schema is alinea 2 tot en met 8 opgebouwd?
A
oorzaak – gevolg
B
verleden – heden
C
verschijnsel – verklaring

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. In alinea 15 stellen de auteurs dat ze het niet erg vinden soms even stil te staan.

Welke zin uit de tekst is een argument voor deze uitspraak?

A
“Soms heb je meer tijd nodig om te kunnen doorgronden wat de waarde of betekenis van een werkplek of leefomgeving is.” (alinea 9)
B
“De mantra in onze samenleving lijkt te zijn veranderd van ‘je moet gelukkig worden’ in ‘je moet je passie najagen’.” (alinea 10)
C
“Dit is geen pleidooi voor waarden van vervlogen tijden of een conservatiever ingerichte maatschappij.” (alinea 14)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Wat is de waarde van de gewone kostwinner, volgens de auteurs?

De gewone kostwinner
A
levert nog steeds een nuttige bijdrage aan de maatschappij.
B
voldoet nog steeds aan de huidige maatschappelijke norm.
C
wordt steeds belangrijker voor het functioneren van de samenleving.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Tot welke lezers richten de auteurs zich vooral?
A
mensen die aan het begin van hun loopbaan staan
B
mensen die hun geluk door hun baan laten bepalen
C
mensen die werk doen dat ze leuk vinden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. In de tekst is veelvuldig sprake van “wij”.

Wie zijn dat?
A
alleen de auteurs
B
alleen de generatiegenoten van de auteurs
C
soms de auteurs en soms ook hun generatiegenoten

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Waarop is de argumentatie van de auteurs voornamelijk gebaseerd?
A
deskundigheid en persoonlijke inzichten
B
persoonlijke inzichten en voorbeelden
C
voorbeelden en deskundigheid

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
  1. A
  2. A
  3. A
  4. B
  5. C
  6. A
  7. A
  8. A
  9. C
  10. B
0 fout = 10
1 fout = 8,5
2 fout = 7,0
3 fout = 5,5
4 fout = 4,0
5 fout = 2,5
6 fout of meer = 1,0

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je een tekst totaal niet begrijpt?

Slide 18 - Woordweb

Probeer aan te sturen op:
- opzoeken lastige woorden
- vragen stellen
- visualiseren
- voorkennis activeren
- voorspellen
TOT SLOT



BAIN + FICO419AH - examen 19 maart
Lees de examenvoorbereiding door (met de antwoorden): 
Tijd over? Dan nog bespreken. 

DEHA419AH - examen 26 maart
- volgende week les: maak de invuloefening van de examenvoorbereiding


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies