Week 9

Interview
Hoe was het? Ervaringen?
Verslag schrijven we volgende week als we op school zijn.
Nu kan je wel: documentatie zoeken (3 bronnen), beeld achteraf en conclusie schrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Interview
Hoe was het? Ervaringen?
Verslag schrijven we volgende week als we op school zijn.
Nu kan je wel: documentatie zoeken (3 bronnen), beeld achteraf en conclusie schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Toets spelling
In de toetsweek krijgen jullie de toets spelling. Hierbij wat je moet kennen en kunnen:
  1.  Leestekens (komma’s, punten, dubbele punten, aanhalingstekens), hoofdletters en trema’s, apostrof, accenten of cedilles.
  2.   Verkleinwoorden
  3.   Meervoud op s/'s
  4.   gebruik ‘s (bijv.'s-Hertogenbosch)
  5.   samenstellingen
  6.   verkortingen (betekenis)
  7.   telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zelfstandig gebruikt of juist niet
  8.   werkwoorden (pv, vd, bn (ook Engelse ww))

Slide 2 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

spelling engelse werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet

Slide 5 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 6 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 7 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 8 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 9 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 10 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

De miljonairsdochter is door drie onbekende mannen (kidnappen)
A
kidgenapt
B
gekidnapt
C
gekidnapped
D
gekidnapd

Slide 11 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Gisteren (snoozen) ik wel vier keer vóór ik opstond.
A
snoozte
B
snoozde
C
snoozede
D
snozede

Slide 12 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 13 - Quizvraag

Vandaag
Extra oefenen H5 spelling Engelse werkwoorden
Per hoofdstuk extra oefeningen maken op Nieuw Nederlands

Slide 14 - Tekstslide