Op ontdekkingsreis met voorzetsels!

Op ontdekkingsreis met voorzetsels!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Op ontdekkingsreis met voorzetsels!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je voorzetsels gebruiken in zinnen en begrijpen hoe ze de betekenis beïnvloeden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over voorzetsels?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 1 - Wat zijn voorzetsels?
Voorzetsels zijn woorden die een relatie aangeven tussen andere woorden in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Voorzetsels in zinnen
Voorzetsels worden gebruikt om plaats, tijd, richting, oorzaak en doel aan te geven in een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Oefening 1
Kies het juiste voorzetsel bij de afbeelding.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Oefening 1
Kies het juiste voorzetsel bij de afbeelding.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Oefening 2
Maak een zin met het juiste voorzetsel bij de afbeelding.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Voorzetsels en betekenis
Voorzetsels kunnen de betekenis van een zin veranderen. Bijvoorbeeld: 'Ik ga naar het park' vs. 'Ik ga in het park'.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Oefening 3
Kies het juiste voorzetsel om de betekenis van de zin te veranderen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Oefening 4
Maak twee zinnen met verschillende voorzetsels om de betekenis te veranderen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Samenvatting
Voorzetsels zijn woorden die een relatie aangeven tussen andere woorden in een zin. Ze kunnen de betekenis van een zin veranderen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.