7.4 Krachten in evenwicht

7.4 Krachten in evenwicht
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

7.4 Krachten in evenwicht

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Terugblik
Leerdoelen
7.4 uitleg
Opdrachten 7.4

Slide 2 - Tekstslide

De massa in de formule om de zwaartekracht te berekenen heeft de eenheid van ....
A
g
B
m
C
kg
D
Fz

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de formule om de zwaartekracht te berekenen?

Slide 4 - Open vraag

Je hebt een massa van 800 gram. Hoeveel zwaartekracht heeft dit voorwerp? Geef dit weer in 4 stappen.

Slide 5 - Open vraag

Antwoord
1.                  Fz= m x 10
2.     800 gr --> 0,8 kg
3/4.          0,8 x 10= 8 N

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt nu:
  • uitleggen wanneer er evenwicht is;
  • zwaartekracht, spankracht, veerkracht, spierkracht, normaalkracht en wrijvingskracht tekenen;
  • het effect van de maximale wrijvingskracht toepassen.


Slide 7 - Tekstslide

Welke krachten kennen we ook alweer?

Slide 8 - Woordweb

Spierkracht, Fspier
De spierkracht is de kracht die je met je spieren uitoefent. Bij voetballen geeft de spierkracht de bal een snelheid. Een zeiler gebruikt zijn spierkracht om het zeil op te hijsen.

Slide 9 - Tekstslide

Veerkracht Fv
De veerkracht is de kracht die een gespannen veer of elastiek uitoefent. Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. 

Slide 10 - Tekstslide

Zwaartekracht Fz
De zwaartekracht is de kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. Door de zwaartekracht valt alles naar beneden.

Slide 11 - Tekstslide

Wrijvingskracht Fw
De wrijvingskracht of weerstandskracht op een bewegend voorwerp is de kracht die de omgeving op een bewegend voorwerp uitoefent. Als je bij het fietsen stopt met trappen, dan kom je door de wrijvingskracht tot stilstand.

Slide 12 - Tekstslide

Spankracht Fspan
De spankracht is de kracht die een touw of snaar of ander langwerpig voorwerp gespannen houdt - meestal doordat dit voorwerp iets op/aantrekt. Zoals bij de lamp. Op het snoer van de lamp werkt een kracht, dat noem je de spankracht.
Fspan

Slide 13 - Tekstslide

De normaalkracht Fn
De normaalkracht is de kracht die de ondergrond uitoefent op het voorwerp dat op die ondergrond staat. De normaalkracht is steeds even groot als de zwaartekracht.

Slide 14 - Tekstslide

Krachten evenwicht
Bij een lamp die aan het plafond hangt zie je geen effect van een kracht. Dat komt omdat er twee krachten op de lamp werken: de zwaartekracht naar beneden en de spankracht naar boven. De spankracht en de zwaartekracht zijn even groot maar tegengesteld: er is evenwicht

Bij twee krachten is er evenwicht als de krachten even groot en tegengesteld gericht zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Welke kracht geeft aan dat er op een bewegend voorwerp een kracht van die omgeving uitoefent?
A
Fv
B
Fn
C
Fspan
D
Fw

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer zijn krachten in evenwicht?

Slide 17 - Open vraag

Zwaartekracht en normaalkracht
De normaalkracht is de kracht die de ondergrond uitoefent op het voorwerp dat op die ondergrond staat. 
1. De normaalkracht is steeds even groot als de zwaartekracht. 
2. Bij een te grote zwaartekracht zakt de ondergrond door. 
3. Je tekent deze twee krachten vanuit het zwaartepunt.

Slide 18 - Tekstslide

Spierkracht en wrijvingskracht
Als je met een te kleine kracht tegen een auto duwt, komt de auto niet van zijn plaats. Dit komt door de wrijvingskracht die in tegengestelde richting werkt. 
1. Als de wrijvingskracht even groot en tegengesteld is aan de spierkracht is er evenwicht
De auto blijft staan.


Slide 19 - Tekstslide

Spierkracht en wrijvingskracht
2. Als je nog harder gaat duwen dan zal de spierkracht groter worden dan de wrijvingskracht. Hierdoor komt de auto in beweging.

3. Je tekent de krachten allebei vanuit het zwaartepunt.

Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de zwaartekracht groter is dan de normaalkracht (ondergrond).

Slide 21 - Open vraag

Wat gebeurt er als de wrijvingskracht even groot is als de spierkracht?

Slide 22 - Open vraag

Huiswerk
Maak de opdrachten van 7.4

Slide 23 - Tekstslide