Herhaling H4 stoffen

H7 stoffen

paragraaf 1 stofeigenschappen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H7 stoffen

paragraaf 1 stofeigenschappen

Slide 1 - Tekstslide

Stofeigenschappen
Stofeigenschappen zijn eigenschappen van stoffen waaraan je de stof kunt herkennen.

Voorbeelden van stofeigenschappen zijn:
Kleur,
Geur,
Smaak,
Dichtheid,
Oplosbaarheid,
Brandbaarheid,
Smeltpunt/kookpunt
Geleiden van elektriciteit
Buigbaar
breekbaar
Doorzichtig

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Moleculen en atomen afbeeld.

Slide 4 - Tekstslide

zuivere stoffen en mengsels
Een zuivere stof bestaat uit slechts 1 soort moleculen (1 soort deeltjes).  

Let op! Je moet kijken of een stof is opgebouwd uit 1 of meerdere verschillende moleculen (niet atomen) om te bepalen of een stof zuiver is of niet. Een watermolecuul (H2O) is opgebouwd uit 2x H-atomen en 1x O-atoom. Deze atomen zitten aan elkaar vast en vormen samen dus 1 deeltje/molecuul. Deeltjes die aan elkaar vast zitten worden gezien als 1 geheel (1molecuul), dus 1 deeltje. Water (H2O) is dus een zuivere stof!

Een mengsel bestaat uit 2 of meer soorten moleculen (meerdere soorten deeltjes)

Slide 5 - Tekstslide

Grafieken zuiver en mengsel
Zuivere stof
Mengsel
Herkennen van een zuivere stof uit een grafiek, let op een volledig Horizontale lijn (volledig vlak). Dit is het punt waar de faseovergang plaats vindt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze stof bestaat uit 2 soorten atomen (rood en paars)

De twee atomen (rode en paarse deeltjes) vormen samen 1 molecuul

Deze stof bevat maar 1 soort moleculen (alle deeltjes die aan elkaar vast zitten zijn hetzelfde opgebouwd)

1 soort moleculen —> zuivere stof
Zuivere stof

Slide 7 - Tekstslide

zuiver
in de natuurkunde en scheikunde wordt met zuiver iets heel anders bedoelt dan in het dagelijks leven. 

in het dagelijks leven:
in het dagelijksleven spreek je van zuiver als iets schoon is en veilig om te eten, drinken of gebruiken. (bijv. kraanwater is zuiver ofwel schoon)

bij natuurkunde en scheikunde:
bij natuurkunde en scheikunde spreek je pas van zuiver, wanneer een stof uit 1 soort moleculen bestaat! (dus niet kraanwater, want hier zitten allerlei stoffen in opgelost, bijv. calcium, fluor etc)

Slide 8 - Tekstslide

Deze stof bestaat uit 3 soorten atomen (rood, groen en paars)

De atomen (rode, groene en paarse deeltjes) vormen samen 2 verschillende deeltjes, dus 2 molecuulsoorten, namelijk een molecuul met 2 groene bolletjes aan elkaar vast en een molecuul met een bolletje groen, rood en paars).

Deze stof bevat 2 soorten moleculen (alle deeltjes die aan elkaar vast zitten zijn moleculen —> er zijn 2 verschillende moleculen)

Meerdere soorten moleculen —> Mengsel
Mengsel

Slide 9 - Tekstslide

Soorten mengsels

* oplossing

* suspensie

* emulsie

Slide 10 - Tekstslide

oplossing
> een oplossing is altijd helder, d.w.z. je kunt door 
de vloeistof heen kijken en ziet geen deeltjes 
zweven/drijven of op de bodem liggen.

> een oplossing bestaat altijd uit:

* een oplosmiddel (vloeistof waar de andere stoffen in opgelost worden bijv. water)
* de opgeloste stof (vloeistof of vaste stof die je oplost in het oplosmiddel bijv. suiker)

Slide 11 - Tekstslide

suspensie
> een suspensie is altijd troebel, d.w.z. je kunt niet 
Door de vloeistof heen kijken en/of je ziet deeltjes 
zweven/drijven of op de bodem liggen.

> een suspensie bestaat altijd uit:

* een vloeistof waar de vaste stof niet in oplost, bijv. water
* de vaste stof die niet oplost in het oplosmiddel, bijv. zand

Slide 12 - Tekstslide

emulsie
> een emulsie is altijd troebel, d.w.z. je kunt niet 
door de vloeistof heen kijken nadat je deze hebt geschud.

> een emulsie bestaat altijd uit:

* twee vloeistoffen die niet mengen. 1 vloeistof is hydrofiel (hydro = water fiel= lief hebben) en de andere hydrofoob (hydro = water foob = angst).

voorbeeld: olijfolie (vettige stof dus hydrofoob) en water (hydrofiel)

Slide 13 - Tekstslide

Scheidingsmethoden
* extraheren
* filtreren
* indampen
* destilleren
* bezinken

Slide 14 - Tekstslide

extraheren
> extraheren is gebaseerd op een verschil in oplosbaarheid.

> extraheren kan worden toegepast bij:
* een mengsel van vaste stoffen

> de ene vaste stof lost wel op en de andere niet

> extraheren wordt vaak in combinatie gebruikt met filtreren en/of indampen.

Slide 15 - Tekstslide

filtreren
> filtreren is gebaseerd op een verschil in deeltjes grootte.

> filtreren kan worden toegepast bij:
* suspensies

> residu is wat achter blijft in het filtreerpapier (niet gewenste stof)

> filtraat is wat door het filter heen gaat en in het glaswerk terecht komt (gewenste stof)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

indampen
> indampen is gebaseerd op een verschil in kookpunt.

> indampen kan worden toegepast bij:
* oplossingen
* suspensies

> alleen de stof met het hoogste kookpunt blijft over in het indampschaaltje

Slide 18 - Tekstslide

destilleren
> destilleren is gebaseerd op een verschil in kookpunt.

> destilleren kan worden toegepast bij:
* oplossingen
* suspensies

>  de stof met het hoogste kookpunt blijft over in de destillatiekolf en noem je residu

> de stof met het laagste kookpunt verdampt, gaat door de koeler waar de stof weer condenseert en komt vervolgens in de erlenmeyer terecht. de stof met het laagste kookpunt noem je destillaat. dit is wat je wilt verkrijgen met destilleren.

Slide 19 - Tekstslide

bezinken
> bezinken is gebaseerd op een verschil in dichtheid.

> bezinken kan worden toegepast bij:
* emulsies
* suspensies

>  de stof met de grootste dichtheid zinkt naar de bodem. de andere stof drijft daar boven op.

Slide 20 - Tekstslide

Fase overgangen
3 fasen:

Vast (s)
Vloeibaar (l)
Gas (g)

Slide 21 - Tekstslide

Omrekenen kelvin
Absolute nulpunt:

-273 graden Celsius = 0 Kelvin



                             +273
Graden Celsius ——> Kelvin

              -273
Kelvin ———> graden Celsius

Slide 22 - Tekstslide

Gevarensymbolen

Slide 23 - Tekstslide

Chemische reactie
Je weet dat je met een chemische reactie te maken hebt wanneer er voor de pijl andere stoffen staan dan na de pijl in een reactieschema. 

Enkele voorbeelden van chemische reacties:
- uitharden van beton, lijm of acryl
- verbrandingsreacties
- corrosie
- ontleden

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ontleden

Slide 26 - Tekstslide

Corroderen

Slide 27 - Tekstslide