H.S. 2TL, Les verbes en -er

2m1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2m1

Slide 1 - Tekstslide

Welke Franse werkwoorden ken je al?

Slide 2 - Woordweb

En néerlandais
In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is de stam van:
danser, nager?

Slide 5 - Open vraag

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent
Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Slide 6 - Tekstslide

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 7 - Sleepvraag

Je (regarder) la télé.
timer
0:15
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 8 - Quizvraag

Nathalie (aimer) son chien.
timer
0:15

Slide 9 - Open vraag

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Former un adjectif qualificatif
Hoe maak je nou een bijv.nw in het Frans?
Ook zo'n woord past zich weer aan het zelfst.nw aan:

Un joli garçon - een leuke jongen                            (+ niks)
Une jolie fille - een leuk meisje                          (+e)
Deux jolis garçons - twee leuke jongens       (+s)
Deux jolies filles - twee leuke meisjes              (+es)

Slide 12 - Tekstslide

C'est ça!
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord (personen/voorwerpen/plaatsen/etc.)

Un grand garçon (m) - een leuke jongen
Une grande voiture (v) - een leuke auto
Deux grands garçons  - twee grote jongens
Deux grandes voitures - twee grote auto's

Slide 13 - Tekstslide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 14 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 15 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e

Slide 16 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

La fille est _______ (petit)
A
Petit
B
Petite
C
Petits
D
Petites

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Olivier et Marc sont (frans)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises

Slide 19 - Quizvraag


"Ce n'est pas une ________(1) idée" (slecht)
A
(1) mauvais
B
(2) mauvais
C
(1) mauvaise
D
(2)mauvaise

Slide 20 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

Une _________ élève (jeune)
A
Jeune
B
Jeunee
C
Jeuns
D
Jeunes

Slide 21 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het bijv.nw in:

Les policiers (m) sont ________ (grand)
A
Grand
B
Grande
C
Grands
D
Grandes

Slide 22 - Quizvraag

Vous avez bien travaillé!

Slide 23 - Tekstslide