M4 Test proefwerk 1

TEST proefwerk 1

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TEST proefwerk 1

Slide 1 - Tekstslide

De indeling van een tekst

De functie van de inleiding en het slot

Slide 2 - Tekstslide

Noem drie manieren waarop een tekst kan worden ingeleid.

Slide 3 - Open vraag

Noem drie manieren waarop een tekst kan worden afgesloten.

Slide 4 - Open vraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 6 - Open vraag

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?

Slide 8 - Open vraag

Op welke manier is de schrijver aan informatie gekomen?

Slide 9 - Open vraag

De eerste zin van alinea 2 is de kernzin.
Wat is de functie van de rest van de alinea?
A
argument
B
bewijs
C
toelichting

Slide 10 - Quizvraag

Leg uit wat de tegenstelling is tussen alinea 3 en 4 enerzijds en alinea 5 t/m 7 anderzijds.

Slide 11 - Open vraag

Welke drie oorzaken noemt de schrijver voor verdrinking in open water van zelfs goede zwemmers?

Slide 12 - Open vraag

Welke twee functies heeft de slotalinea?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het doel van de tekst?
Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Onbekende woorden


De betekenis afleiden uit de tekst

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent daadwerkelijk in:
Het heeft lang geduurd, maar het werkstuk voor geschiedenis is nu daadwerkelijk klaar.

A
inderdaad
B
meteen
C
zo goed als
D
bijna

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent val je buiten de boot in:
Je moet je snel inschrijven voor die populaire opleiding; anders val je buiten de boot.

A
moet je er met de bus naar toe
B
voldoe je
C
kom je niet in aanmerking
D
is er niks aan te doen

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent kwetsbaar in:
Je moet je kwetsbaar durven opstellen en openstaan voor kritiek.

A
gehard
B
gevoelig
C
vriendelijk
D
allereerst

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent vanwege in:
Vanwege de luistervaardigheidstoetsen hoefde mavo 4 geen huiswerk te maken.

A
Omdat
B
Volgens
C
Daarom
D
Wegens

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van:
vrezen

Slide 21 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van:
alledaags

Slide 22 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van:
secuur

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent:
het achter je ellebogen hebben

Slide 24 - Open vraag

Wat betekent:
je ogen goed de kost geven

Slide 25 - Open vraag

Welke uitdrukking wordt hier bedoeld?

heel goed je best doen

Slide 26 - Open vraag

Welke uitdrukking wordt hier bedoeld?

een geheim verklappen

Slide 27 - Open vraag

TAALVERZORGING
leestekens
werkwoordspelling
congruentie

Slide 28 - Tekstslide

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
hoewel mevrouw den hartog al 87 jaar is kookt ze elke dag zelf haar eten

Slide 29 - Open vraag

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
kom we gaan koffiedrinken bij starbucks stelde Joke voor

Slide 30 - Open vraag

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
de reisleider vroeg wie er al eens eerder in praag was geweest

Slide 31 - Open vraag

Neem de volgende zin over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
de verkoopster op de markt zei u krijgt uw geld niet retour maar ik mag u wel een tegoedbon geven

Slide 32 - Open vraag

Kate (oogsten) vorige week veel succes met haar gitaarspel op de markt.

Slide 33 - Open vraag

(Fluiten) komt de vrolijke docent de klas binnen.

Slide 34 - Open vraag

Zittend op een bankje (houden) de oppas van de kinderen gisteren een oogje in het zeil.

Slide 35 - Open vraag

Wie (betalen) straks de drankjes, jij of ik?

Slide 36 - Open vraag

Anders dan vroeger, (vinden) ik nu wiskunde niet moeilijk meer.

Slide 37 - Open vraag

20% van de politieagenten ____ niet fit genoeg volgens de politiechef.
A
is
B
zijn

Slide 38 - Quizvraag

____ haalden een voldoende voor Engels.
A
Alle leerlingen
B
Iedereen uit de klas

Slide 39 - Quizvraag

Op de hei ____ een kudde schapen te grazen.
A
liep
B
liepen

Slide 40 - Quizvraag

De medici ____ het niet eens worden over de behandeling van de ontsteking.
A
kon
B
konden

Slide 41 - Quizvraag

Hoe denk je dat je deze test hebt gemaakt? Is het voldoende? Leg uit.

Slide 42 - Open vraag

Wat heb jij nog nodig of moet je nog doen om proefwerk 1 goed te maken?

Slide 43 - Open vraag

EINDE

Slide 44 - Tekstslide