In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Computer Architectuur (E)
Antje Roestenburg
a.roestenburg@minkema.nl
Slide 1 - Tekstslide
Computerarchitectuur,
Security en
Datacommunicatie
Slide 2 - Tekstslide
Waar staat BIOS voor en wat doet deze?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Waar wordt een driver voor gebruikt?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel bits heeft een Byte?
A
256
B
8
C
1024
D
2
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen RAM en ROM geheugen?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Noem zoveel mogelijk voorbelden van interfaces
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen informatie en gegevens?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Noem zoveel mogelijk invoerapparaten
Slide 15 - Open vraag
Noem zoveel mogelijk uitvoerapparaten
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Model voor informatieverwerking
invoer
uitvoer
verwerking
opslag
Slide 18 - Sleepvraag
Slide 19 - Tekstslide
Drielagenmodel
SW
SW
HW
toepassingen
logische laag
fysieke laag
Slide 20 - Sleepvraag
Slide 21 - Tekstslide
Waar staat "www" voor?
Slide 22 - Open vraag
Stel je wilt op weg naar school een liedje op Spotify luisteren via je airpods. Zet de volgende onderdelen in de juiste volgorde:
maak verbinding met mobiel internet
open Spotify app
liedjes lijst uit Spotify DB voor gebruiker ID
kies liedje in Spotify app
maak verbinding met airpods
klik op play
stream bestand naar airpods
Slide 23 - Sleepvraag
PCI aansluitingen
PCI Express aansluitingen
aansluitingen voor geluid
northbridge
plaats voor processor
RAM geheugen
stroom aansluiting
floppy aansluiting
southbridge
IDE aansluiting
SATA aansluiting
Slide 24 - Sleepvraag
Slide 25 - Tekstslide
Welke omschrijving past het beste bij het principe 'two factor authentication'?
A
Van de gebruiker worden twee zaken gevraagd die hij/zij weet, b.v wachtwoord en pincode.
B
Gebruiker wordt iets gevraagd wat hij weet (bv naam of wachtwoord) én heeft een verificatiecode nodig.
C
Gebruiker controleert of dit de juiste website is én de website controleert of het de juiste gebruiker is.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een database?
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Wat is de functie van een firewall?
A
Bij het opstarten van je apparaat worden alle bestaande bestanden gecontroleerd.
B
Het controleert alle binnenkomende netwerkgegevens op betrouwbaarheid.
C
Het maakt geregeld een scan van je apparaat om malware te detecteren.
D
Het voert automatisch updates uit van geïnstalleerde programma’s.
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Waar staat VPN voor?
Slide 31 - Woordweb
maatregelen voor je digitale veiligheid
Slide 32 - Woordweb
Slide 33 - Tekstslide
Je bent verbonden met een openbaar wifinetwerk. Zonder dat je het weet worden gegevens, die jij naar websites verstuurt, afgevangen. Hoe heet deze vorm van internetcriminaliteit?
A
SQL-injection
B
Man-in-the-middle
C
Middleware
D
End-to-end
Slide 34 - Quizvraag
Wat is datacommunicatie?
Slide 35 - Open vraag
Wat is datacommunicatie?
Datacommunicatie is de verzamelnaam voor allerlei vormen van informatie uitwisseling tussen computers. Dit kunnen computers in een bedrijfsnetwerk zijn, maar ook computers die verbonden zijn met het internet.
Slide 36 - Tekstslide
Wanneer spreek je van een netwerk?
Slide 37 - Open vraag
Netwerk
2 of meer met elkaar verbonden apparaten
Slide 38 - Tekstslide
Wat is een protocol?
Slide 39 - Open vraag
Protocollen
Net zoals er bij veel dagelijkse dingen regels bestaan, zoals bijvoorbeeld verkeersregels, zijn er voor datacommunicatie ook regels opgesteld. Dit worden protocollen genoemd.
Slide 40 - Tekstslide
Wat is het meestgebruikte internet-protocol?
A
HTTP
B
TCP/IP
C
UTP
D
UDP
Slide 41 - Quizvraag
Welk apparaat deelt IP adressen uit in een netwerk?
A
Switch
B
Firewall
C
Router
D
Server
Slide 42 - Quizvraag
Een switch wordt gebruikt om verschillende apparaten in een netwerk te verbinden.
Met behulp van een router kunnen twee of meer netwerken op elkaar aangesloten worden. Bijvoorbeeld jouw thuisnetwerk en het netwerk van de internetprovider (ISP)
Een switch verbindt verschillende apparaten in een netwerk .
Een firewall beschermt een netwerk of computer tegen misbruik van buitenaf.
Met een router kunnen twee of meer netwerken op elkaar aangesloten worden, bijvoorbeeld jouw thuisnetwerk en het netwerk van de internetprovider (ISP)
Een server is een computer of een programma dat diensten verleent aan clients, bijvoorbeeld een webserver of database server.
Slide 43 - Tekstslide
Wat zijn "UTP" en "STP"
Slide 44 - Open vraag
Wat worden er door glasvezelkabels verzonden?
A
Radiogolven
B
Lichtsignalen
C
Elektrische signalen
D
Morse code
Slide 45 - Quizvraag
Waar is het Dark Web een onderdeel van?
Slide 46 - Open vraag
draadloze technieken
Slide 47 - Woordweb
Draadloze technieken
Bluetooth
Mobiel internet (4G / 5G)
Wifi
LoRa
Slide 48 - Tekstslide
Toepassingen van glasvezelkabels
Slide 49 - Open vraag
Glasvezel
Onderwaterverbindingen tussen continenten Over de bodems van de oceanen liggen veel glasvezelkabels om alle landen met elkaar via het internet te verbinden.
Servers met elkaar verbinden in datacenters Datacenters bestaan uit honderden servers die met elkaar verbonden zijn door middel van glasvezelkabels voor een maximale gegevensoverdracht.
In wijken om huizen en bedrijven met het internet te verbinden. Steeds meer huizen en bedrijven zijn aangesloten op een glasvezelnetwerk, waarbij de glasvezelkabel vanuit de straat tot in de meterkast loopt. Vanaf de meterkast gaat het netwerk verder met twisted-pair kabels.