Werken met grootheden en eenheden
1 / 15
Lesduur is: 25 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke eenheden en grootheden ken je?
Slide 2 - Open vraag
GROOTHEID SYMBOOL EENHEID SYMBOOL
Vermogen
W
Stroomsterkte
I
Spanning
volt
Energie
P
watt
ampère
A
U
V
kWh
kilowattuur
E
Slide 3 - Sleepvraag
Sleep het symbool en de eenheid naar de juiste grootheid/eenheid.
Gemiddelde snelheid
Afstand
Tijd
Vgem
S
t
T
m/h
km/s
m/s
km/u
km/h
m
km
dm
cm
hm
Slide 4 - Sleepvraag
Referentiematen:
Hoe groot is een volwassen man?
Hoe groot is een volwassen man?
A
1,80m
B
2m
C
1,60m
D
1,70m
Slide 5 - Quizvraag
Referentiematen:
Wat hoort er bij de referentiemaat
1 m?
Wat hoort er bij de referentiemaat
1 m?
A
deurbreedte
B
deurlengte
C
muntbreedte
D
muntdikte
Slide 6 - Quizvraag
Referentiematen:
Wat hoort er bij het gewicht van een pak suiker?
Wat hoort er bij het gewicht van een pak suiker?
A
1 gram
B
1 kilogram
C
1 ton
D
10 gram
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel minuten zitten er in een uur?
A
50 minuten
B
60 minuten
C
30 minuten
D
40 minuten
Slide 8 - Quizvraag
De afstand
Brussel - Antwerpen
Brussel - Antwerpen
A
500 km
B
5 km
C
50 km
Slide 9 - Quizvraag
De inhoud
van een koelkast
van een koelkast
A
10 l
B
180 l
C
6000l
Slide 10 - Quizvraag
De massa van
een brood.
een brood.
A
80 g
B
8000mg
C
0,8 kg
Slide 11 - Quizvraag
Lengtematen omzetten.
7,2 km = ... m?
7,2 km = ... m?
A
7200 m
B
720m
C
72000m
D
0,0072m
Slide 12 - Quizvraag
Lengtematen omzetten.
62 cm = ... m?
62 cm = ... m?
A
6,2 m
B
0,62m
C
0,062m
D
620m
Slide 13 - Quizvraag
gewichtsmaten omzetten.
325 g = ... kg?
325 g = ... kg?
A
3,25 kg
B
32,5 kg
C
0,325 kg
D
3250 kg
