7.2 Zuren en zure oplossingen

7.2 Zuren en zure oplossingen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2 Zuren en zure oplossingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat de chemische eigenschappen zijn van zuren.
  • Je leert een aantal bekende zuren kennen.
  • Je leert het verschil kennen tussen sterke en zwakke zuren.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Herhalen koolstofchemie -> zuurgroep
  • Uitleg zuren
  • Applet sterk/zwak zuur/base
  • Lezen 7.2
  • Maken 15 t/m 19, 21 t/m 25

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling koolstofchemie
Ethaan
Eth = 2 C
-aan = enkele bindingen tussen C's
Binas 66CD
Ethaanzuur
zuur = COOH-groep
Molecuulformule ethaanzuur = CH3COOH

Slide 4 - Tekstslide

Geef de naam van het molecuul.

Slide 5 - Open vraag

Zuren
  • Een zuur is een deeltje wat één of meerdere H+ ionen kan afstaan aan een base.
  • Ook wel een H+ donor genoemd.
  • Als een zuur oplost in water ontstaat het oxoniumion, H3O+, doordat de H+ ionen binden aan watermoleculen.
  • Hoe meer H3O+ in oplossing, hoe zuurder de oplossing (dus hoe lager de pH).
  • Bij een alkaanzuur, wordt de H+ van de zuurgroep afgestaan.

Slide 6 - Tekstslide

Oplosvergelijking (ionisatie) zuren
  • Zoutzuur = oplossing van waterstofchloride in water (Binas 66A):
HCl + H2O -> H3O+ + Cl-

  • Oplossen van zwavelzuur in water (Binas 66B):
H2SO4 + 2 H2O -> 2 H3O+ + SO42-

  • Oplossen van azijnzuur (ethaanzuur, Binas 66A) in water: 
CH3COOH + H2O -> H3O+ + CH3COO

Slide 7 - Tekstslide

Geef de vergelijking waarbij mierenzuur wordt opgelost. Gebruik Binas 66A/D (en evt. 49).

Slide 8 - Open vraag

Sterke en zwakke zuren
  • Binas 49 geeft een overzicht van bekende zuren en basen.
  • Onder te verdelen in: sterk, zwak en zeer zwak, zie volgende slide.
  • Hoe sterker een zuur, hoe makkelijker het H+ ion kan worden afgesplitst.
  • Bij gelijke molariteit, heeft een sterk zuur een lagere pH, een hogere geleidbaarheid en zal hij sterker reageren dan een zwak zuur (meer H3O+ in oplossing).

Slide 9 - Tekstslide

Binas 49
Binas tabel 49_1
Binas tabel 49_2

Slide 10 - Tekstslide

Is salpeterzuur een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49 en 66B.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 11 - Quizvraag

Is het sulfide-ion een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 12 - Quizvraag

Is het ammonium-ion een sterk/zwak zuur of base? Gebruik Binas 66B en 49.
A
Sterk zuur
B
Zwak zuur
C
Sterke base
D
Zwakke base

Slide 13 - Quizvraag

Binas 49
NH4+
S2-
HNO3
In rood de antwoorden op de quizvragen

Slide 14 - Tekstslide

Applet - sterke en zwakke zuren/basen 
  • Op de volgende slide staat een link naar een applet over sterke en zwakke zuren en basen.
  • Je kunt de pH meten met een pH-meter en universeel indicatorpapier bij verschillende oplossingen.
  • Bekijk ook de verhouding tussen de deeltjes.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Deze les
  • Herhalen koolstofchemie -> zuurgroep
  • Uitleg zuren
  • Applet sterk/zwak zuur/base
  • Lezen 7.2
  • Maken 15 t/m 19, 21 t/m 25

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de formule van de gemeenschappelijke deeltjessoort in alle zure oplossingen?

Slide 18 - Open vraag

Geef de formule van elk van de volgende zuren.

a. koolzuur

b. azijnzuur

c. zwavelzuur

Slide 19 - Open vraag

Geef de naam van elk van de volgende zuren.

a. HCl

b. H2O + CO2

c. H3PO4

Slide 20 - Open vraag

Geef voor elk van de volgende zuren de vergelijking van de reactie die optreedt als het in contact komt met water.

a. waterstofchloride

b. salpeterzuur

Slide 21 - Open vraag

Geef de notaties van elk van de volgende zure oplossingen.

a. verdund salpeterzuur

b. verdund zwavelzuur

c. zoutzuur

Slide 22 - Open vraag


Slide 23 - Open vraag

H+ (aq) + Cl− (aq)
2 H+ (aq) + SO4⁠2− (aq)
HNO3 (l)
HCl (g)
zoutzuur
salpeterzuur
waterstofchloride
 zwavelzuuroplossing

Slide 24 - Sleepvraag

Zwavelzuur, H2SO4, is een tweewaardig zuur, dat wil zeggen dat er bij de reactie met water twee H+‑ionen per molecuul zwavelzuur ontstaan.
Bereken het aantal mol H+ in een oplossing van 5,4 gram zwavelzuur in 1,0 L water.
Antwoord
De molaire massa van H2SO4 is 98,079 g mol−1.
5,4 g H2SO4 ≙ 5,4/98,079 = 0,0551 mol

1 mol H2SO4 geeft 2 mol H+.

Dus in 1,0 L water zit 2 × 0,0551 = 0,11 mol H+ (twee significante cijfers).

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een sterk zuur en een zwak zuur?

Slide 26 - Open vraag

In Binas tabel 49 staan een aantal zuren gerangschikt van sterk naar zeer zwak. De eerste zeven zijn sterke zuren, na H3O+ beginnen de zwakke zuren.

Zoek in de Binas tabel de zuren HBr en HF op. Geef de naam van deze zuren en geef van elk aan of het een sterk of een zwak zuur is.

Slide 27 - Open vraag