Paragraaf 6.1 - Produceren maar!

Paragraaf 6.1
 Produceren maar!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6.1
 Produceren maar!

Slide 1 - Tekstslide

Je leert in deze paragraaf:
  • Wat de vier productiefactoren zijn
  • Wat de beloning voor productiefactoren te maken heeft met toegevoegde waarde
  • Wat een bedrijfskolom is
  • Wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren
  • Wat afschrijving is hoe je die berekent

Slide 2 - Tekstslide

De productiefactoren
(dat wat je nodig hebt om te kunnen produceren)
*Kapitaal 
alles waarin ondernemers investeren, zoals machines, gebouwen en voertuigen (kapitaalgoederen).
*Arbeid
de menselijke inspanningen om te produceren
*Natuur
grond, regenwater, bossen, grondstoffen, fossiele brandstoffen zoals aardolie en aardgas, enzovoort.
*Ondernemerschap
de activiteiten van de ondernemer. Die zet natuur, arbeid en kapitaal in bij de productie.

Slide 3 - Tekstslide

Productiefactor
Je krijgt beloningen van de productiefactoren
Productiefactor
Beloning
Voorbeeld
Kapitaal
Rente, huur
Het verhuren van een gebouw
Arbeid
Loon
Je werkt
Natuur
Pacht
Je leent grond uit
Ondernemerschap
Winst
Een bedrijf maakt winst.

Slide 4 - Tekstslide

De bedrijfskolom
Bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.
Elke schakel in de kolom voegt waarde toe.

Door de toegevoegde waarde van elke schakel, wordt het eindproduct steeds duurder.
Loon,rente,huur, pacht en winst

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsintensief & Kapitaalintensief 

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Precisie landbouw
Kijkvragen:
1. Welke productiefactoren herken je in het filmpje? Geef de voorbeelden

2. Vergelijk deze precisie landbouw met de landbouw van 100 jaar geleden.  Welke verschillen? Gebruik de woorden arbeidsintensief/kapitaalintensief.

Slide 8 - Tekstslide

Afschrijving (= waardevermindering)
Afschrijvingskosten per jaar = 
 (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Slide 9 - Tekstslide

Jos heeft voor € 61.000 een machine gekocht, die hij vijf jaar gaat gebruiken. Na 5 jaar krijgt hij er dan nog € 7.500 voor terug. Wat is de jaarlijkse afschrijving?
Schrijf ook je berekening op!

Slide 10 - Open vraag