Werkhouding & wilskracht

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesStudievaardigheden+1Middelbare schoolMBOvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6Studiejaar 1-4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Module inzicht: Je kunt invloed uitoefenen op je eigen gedrag.

Les inzicht: Je wilskracht kan op raken. Daarom is het handig om dingen voor elkaar te krijgen zonder dat deze veel wilskracht kosten. Iets wat weinig wilskracht kost is een gewoonte. Van onze gewoontes kunnen we leren hoe we dingen met minder wilskracht kunnen doen. 

Leerdoelen
In deze les leer je...
  • Dat je niet onbeperkt wilskracht hebt

  • Welke trucjes je kunt gebruiken om meer wilskracht nodig te hebben

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wilskracht?
Een vorm van doorzettingsvermogen en discipline.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke vraag
Op de volgende dia word je een vraag gesteld.
Je mag maar één antwoord kiezen.
Lees eerst alle antwoorden en maak daarna pas je keuze. 
Je kunt niet meer wijzigen!

Geef je keuze aan door het aantal vingers dat bij het antwoord hoort, in de lucht te steken. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat vind jij vaak lastig om
te doen?
1. Op tijd komen
2. Aan mijn planning houden
3. Mijn telefoon wegleggen
4. Vroeg opstaan
5. Sporten
6. Mijn kamer opgeruimd houden
7. Op tijd beginnen met leren

Slide 5 - Poll

  • Wijs de leerlingen erop dat er maar één antwoord kan worden gegeven, dus dat ze het antwoord aanklikken dat ze het lastigst vinden.


Hoe denk je dat dit komt?

Slide 6 - Open vraag

  • Laat de leerlingen hun antwoorden, die ze of in het boek of op het werkblad hebben opgeschreven, met elkaar te delen. 

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Waarvan wil je dat het minder
wilskracht kost? (Kies 1 ding)

Slide 8 - Open vraag

  • Laat de leerlingen hun antwoorden, die ze of in het boek of op het werkblad hebben opgeschreven, met elkaar te delen. 


Slim je gedrag veranderen


In het volgende filmpje zie je een
voorbeeld van nudgen

Slide 9 - Tekstslide

  • Klik de slide verder naar het volgende filmpje.

Slide 10 - Video

  • Speel het filmpje af.


Nudgen

Nudgen is een duwtje in de goede 
richting geven. Het kan alles 
zijn, waardoor mensen ander 
gedrag laten zien dan ze 
normaal zouden doen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Nudgen

Voorbeelden



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat kan jij gebruiken als nudge of
herinnering?

Slide 13 - Open vraag

  • Laat de leerlingen hun antwoorden, die ze of in het boek of op het werkblad hebben opgeschreven, met elkaar te delen. 


Wat kunnen docenten doen om jou
gemotiveerd te houden? Tips?

Slide 14 - Open vraag

  • Leg uit dat het dus gaat om 3 dingen die je kunt doen om het lastiger te maken om slechte gewoontes uit te voeren. 
Extra informatie
Belangrijk hierbij is dat de leerlingen dingen opschrijven die de drempel juist verhogen. Het zorgt ervoor dat het lastiger wordt om slechte gewoontes uit te voeren. 
Enkele voorbeelden:
  • Een social media app van je telefoon verwijderen zodat het meer moeite kost om een dat medium te gebruiken. 
  • De batterijen uit de afstandsbediening van de TV halen zodat het meer moeite kost om de TV aan te zetten. 
  • Je telefoon in ergens opbergen in een andere kamer, zodat het meer moeite kost om op je telefoon te kijken. 

Alle tips:
  1. Herinner jezelf
  2. Maak het leuk
  3. Maak het makkelijk
  4. Beloon jezelf 

Opdracht: verzin tips
Kies 1 van de 4 bovenstaande tips en bedenk met
een groepje een plan. Presenteer dit plan aan de klas

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat wordt jouw experiment?

Slide 16 - Open vraag

  • Benoem dat het belangrijk is om het zo concreet mogelijk te maken. 
  • Vraag een aantal leerlingen of ze hun experiment willen toelichten. 
  • Wanneer een experiment nog niet zo concreet is kan je er op doorvragen. ("Wat ga je doen?", "Wanneer ga je het doen?", "Wat is de eerste stap?")