2H Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Welkom bij Nederlands!
Ga op je plaats zitten.
Op tafel: 
Je laptop, werkboek en schrift.
Je pakt je leesboek en begint met lezen.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Ga op je plaats zitten.
Op tafel: 
Je laptop, werkboek en schrift.
Je pakt je leesboek en begint met lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Boek Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
huiswerk bespreken 'tekstverbanden'
herhaling §2 en §3 tekstverbanden en signaalwoorden 
§4 feit, mening en argument
huiswerk/maken
einde les

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen
tekstverbanden en signaalwoorden
maken oefentoets §2 en §3 na de instructie


Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden
en signaalwoorden
herhalen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.

Slide 8 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Concluderend verband: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.

Pieter heeft de hele dag hard gewerkt en daarna nog een zware tennispartij gespeeld. Hij zal dus wel moe zijn.


Slide 9 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.

Ik ga eerst naar school, dan ga ik huiswerk maken, vervolgens ga ik hockeyen en tenslotte kijk ik nog een half uurtje televisie.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.

Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Samenvattend verband: de auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Al met al kunnen we dus wel zeggen dat H2d niet de rustigste klas is. (maar wel een gezellige)


Slide 13 - Tekstslide

Tekstverbanden
en signaalwoorden
(2)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

DOEL-MIDDEL VERBAND (HV)

Een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.


signaalwoorden: opdat, met behulp van, om te, door middel van, aan de hand van, zodat.



Slide 16 - Tekstslide

DOEL-MIDDEL VERBAND (HV)

voorbeeld:


Om op tijd te komen moet ik echt opschieten.





Slide 17 - Tekstslide

OORZAKELIJK VERBAND

Een oorzakelijk verband  laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).


signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat



Slide 18 - Tekstslide

OORZAKELIJK VERBAND

voorbeeld:


Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet door kon gaan.





Slide 19 - Tekstslide

REDENGEVEND VERBAND

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.


signaalwoorden:  daarom,dankzij,de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want.


Slide 20 - Tekstslide

REDENGEVEND VERBAND

voorbeeld:

Ik heb gister te lang Netflix gekeken, daarom heb ik mijn huiswerk niet af.






Slide 21 - Tekstslide

SAMENVATTEND VERBAND

Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.


signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat


Slide 22 - Tekstslide

SAMENVATTEND VERBAND

voorbeeld:


De docent bekeek de resultaten van de leerlingen. Meer dan de helft had het huiswerk niet gemaakt terwijl hier al meerdere malen op aangestuurd was. Al met al kon men dus wel zeggen dat de klas ongemotiveerd was. 







Slide 23 - Tekstslide

VERGELIJKEND VERBAND

Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of verschil zien.

signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even/net (zo)....als, zoals-ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enzovoort dan

Slide 24 - Tekstslide

VERGELIJKEND VERBAND

voorbeeld:


In vergelijking met de jeugd van nu had men vroeger veel minder afleiding.







Slide 25 - Tekstslide

De cijfers van de toetsen vallen wel eens tegen, omdat je dan te weinig geleerd hebt.
A
redengevend verband
B
oorzakelijk verband
C
vergelijkend verband
D
concluderend verband

Slide 26 - Quizvraag

Doordat de brug vanochtend openstond, ben ik te laat op mijn werk.
A
concluderend verband
B
vergelijkend verband
C
redengevend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 27 - Quizvraag

Ik heb heel de vakantie niets voor school gedaan. Ik zal deze week dus wel even aan de slag moeten.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 28 - Quizvraag

Hij is echt een stuk groter dan Piet.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?

Slide 30 - Open vraag

§4 Feit, mening en argument
https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/60cdd765-e154-46f1-9292-6850a5d92c32/contentUnit/93003cb3-a936-46e3-8e87-f42710781e70 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Oefentoets §2 en §3 Meer dan lezen (online)
Opdrachten §4 Meer dan lezen

Slide 35 - Tekstslide

Einde les

Slide 36 - Tekstslide