werkwoordspelling 21

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

afwisselen
Lees de tekst ... met je buurvrouw

1. afwisselent
2. afwisselend
3. afwisselendt
4. afgewisseld

vrezen (v.t.)
De arts ... voor het leven van de zieke

1. vreesde
2. vreeste
3. vreesdde
4. vreestte

golven (t.t.)
Het water ... over het strand

1. golf
2. golft
3. golfd
4. golven

voorbereiden
... je goed ... op de toets!

1. bereit voor
2. berei voor
3. bereid voor
4. bereidt voor

versterken (t.t.)
De trainer ... de verdediging

1. versterkd
2. versterkt
3. versterkdt
4. versterk

omvatten (v.t.)
Met zijn tweeën ... we de boomstam

1. omvatten
2. omvatte

opvallen
Het kind vertoont ... gedrag

1. opvallend
2. opvallent
3. opvallendt

verslinden
Van het ... dier is weinig over

1. verslindde
2. verslinde
3. verslonden

genieten
... van het eten, maar eet niet teveel

1. genieten
2. geniet
3. genoot

blazen (v.t.)
De wind ... hevig in mijn gezicht

1. blaast
2. blies
3. bloos

zwerven
Waar heb jij dit weekend ...?

1. gezwerft
2. gewerfd
3. gezwerven
4. gezworven

aanhouden
Het is deze week ... slecht weer

1. aanhoudent
2. aanhoudendt
3. aanhoudend
4. aanhouden

beschermen
In de dierentuin leven ... dieren

1. beschermde
2. beschermdde

overleven
Willeke heeft de val ...

1. overleeft
2. overleefd
3. overleefdt

Kijk goed naar het woord

industrieel

schrijf het woord op

materiële

schrijf het woord op

principiële

schrijf het woord op

revolutionair

schrijf het woord op

populaire

schrijf het woord op

financiële

schrijf het woord op

parlementair

schrijf het woord op

officieel

schrijf het woord op