Spreekbeurt en argumentatie

Periode 3
Nederlands
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 3
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning v5d
1. Inzien toets V5
2. Invullen formulier spreekbeurt
3. Schrijf een reactie op de column (zie vraag 4) + trakteren
4. Insturen groepsopdracht op de Classroom

Maandag handboek en werkboek Talent mee!

Slide 2 - Tekstslide

Planning v5a
1. invullen formulier spreekbeurt 
2. inzien toets
3. Vraag 1 t/m 3 beantwoorden in LessonUp
4. Schrijf een reactie op de column (zie vraag 4) + trakteren
5. Insturen groepsopdracht op de Classroom
6. Klaar? Bestuderen hoofdstuk 10 (blz. 124 t/m 134 handboek)
Maandag -> geen les i.v.m. training mentoren (het staat nog wel in het rooster) 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen periode 3
Aan het einde van de periode kun je argumentatie, redeneringen en drogredenen herkennen in een tekst. Je kunt ook beoordelen wanneer en waarom de argumentatie valide is. Daarnaast ben je ook meer geoefend in tekstbegrip en kun je op basis van een gelezen tekst een duidelijke eigen reactie op de tekst formuleren. 

Slide 4 - Tekstslide

Toetsweektoets
Toets leesvaardigheid gericht op argumentatie:
Theorie herhaling: Talent paragrafen:
2 / 2.3 / 5.4 / 5.6 / 5.7 / 5.10 / 5.11
Nieuwe theorie: Talent paragrafen
6.7: kritisch lezen
10.1 t/m 10.5: argumentatie
10.6: drogredenen
12.3: retorische middelen

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg spreekbeurt
Deze periode ga je een literaire spreekbeurt houden over een moderne Nederlandse literaire roman. Het mag dus absoluut geen vertaling zijn of een literaire thriller. Het moet een roman zijn die minstens niveau 3 heeft op www.lezenvoordelijst.nl / www.leesadviezen.nl. Je kunt het ook nog even voor de zekerheid bij je docent navragen.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg spreekbeurt
Je spreekbeurt duurt 7 tot 9 minuten. Korter dan 7 minuten betekent aftrek van punten, na 9 minuten wordt je spreekbeurt afgekapt.

 
Zorg ervoor dat jouw boek voldoende inhoud heeft om boeiend over te praten. Het moet niet te moeilijk of makkelijk zijn. Voorwaarde is dat je het boek begrijpt en dat het leeservaringen teweegbrengt. Hoe vind je zo’n boek? Vragen, zoeken en uitproberen!

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg spreekbeurt
De volgende onderdelen komen in je spreekbeurt naar voren:
1. Introductie
2. Analyse
3. Recensie
4. Slot: aanrader + uitsmijter

Slide 8 - Tekstslide

1. Introductie
Je start je spreekbeurt met een pakkende inleiding om de aandacht van je publiek te trekken en daarna introduceer je heel kort de roman. Ga geen uitgebreide samenvatting geven! Ze kunt in drie zinnen vertellen waar het verhaal over gaat, je vertelt dus alleen de hoofdlijn. Daarnaast geef je eventueel nog andere relevante informatie, zoals wie de auteur is.

Slide 9 - Tekstslide

2. Analyse
Dit is het belangrijkste onderdeel van je spreekbeurt. Een roman heeft altijd een overkoepelend thema  en daarnaast heeft het ook verschillende motieven (deze worden ook wel eens thema’s genoemd, maar die moet je dus niet verwarren met het overkoepelende thema!).

Een van deze motieven ga je in je spreekbeurt uitlichten. 
Voorbeelden van motieven zijn: vader-zoonrelatie, technologie, schuld of een terugkerend object zoals een dobbelsteen.

Slide 10 - Tekstslide

Analyse
Jouw gekozen motief wordt het centrale punt van je spreekbeurt. Je legt daarbij uit: - Waarom dit motief interessant is.
- Op welke manier je het motief terugziet in de roman. Gebruik daarbij concrete voorbeelden (minstens twee).
- Welke functie het motief heeft binnen de roman.
- Welke invloed het motief heeft op het verhaal (en de personages).
 - Leg uit wat het motief te maken heeft met het overkoepelende thema.

Slide 11 - Tekstslide

Analyse
Zorg ervoor dat je bij het uitwerken van het motief ook verhaaltechnische begrippen gebruikt. Verhaaltechnische begrippen zijn: personages, tijd, ruimte, perspectief,
chronologie, motto.
Bijvoorbeeld als je als motief de vader-zoonrelatie belicht, betrek je daar uiteraard het begrip personages bij.

Slide 12 - Tekstslide

Recensie
Bij je analyse van het motief geef je (een deel van) de mening van een recensent weer. Dat is iemand die een recensie over de roman heeft geschreven die is geplaatst in een gerenommeerde krant of literair magazine (dus geen random lezer op goodreads, bol.com of hebban, maar echt iemand die verstand van literatuur heeft). 

Leg uit of je het eens bent met de recensent of niet en leg dit onderbouwd uit.

Slide 13 - Tekstslide

Slot
Uiteindelijk sluit je de spreekbeurt af met de conclusie en natuurlijk moet je laatste zin een goede uitsmijter zijn, dus een knallende laatste zin.

Slide 14 - Tekstslide

Overige uitleg
Je mag een powerpointpresentatie gebruiken, maar dit is niet verplicht. Je mag geen teksten voor je neus hebben, alleen een spiekbriefje met steekwoorden. Als je een ppp gebruikt is dat automatisch je spiekbriefje al.

Slide 15 - Tekstslide

Tips
- Ga niet je eigen PPT voor staan lezen. Zorg ook bij een PPT voor weinig tekst. - Probeer je spreekbeurt uit om de tijdsduur te testen en houd een marge van een paar minuten aan. In het echt vergeet je altijd het een en ander, maar zorg ook dat je iets extra’s achter de hand hebt voor als je te kort hebt gepraat.
- Leer een spreekbeurt nooit uit het hoofd, want dit leidt tot onnatuurlijk praten. Dus weet wat je wil zeggen, maar leer het niet zin voor zin uit je hoofd.


Slide 16 - Tekstslide

Tips
- Gezien de korte duur van de spreekbeurt mag je geen verfilmde stukjes laten zien, ook het voorlezen van een fragment moet beperkt worden tot slechts een paar regels.
 
- En verder: praat rustig en duidelijk verstaanbaar; kijk je publiek aan en tuur niet constant op je blaadje; praat in eigen tekst en geef aan wanneer iets een citaat is;

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Lees de column 'Een land dat geen (vuurwerk)verbod kan invoeren, is onbestuurbaar' 

Slide 18 - Tekstslide

Wat wordt er betoogd in de column? M.a.w. Wat is het standpunt van de auteur?

Slide 19 - Open vraag

Welke argumenten worden gebruikt om het betoog te ondersteunen?

Slide 20 - Open vraag

Worden de argumenten aanvaardbaar gemaakt?
A
Ja, de argumenten zijn goed.
B
Nee, ik vind de argumenten slecht.
C
Een beetje. Ik vind niet alle argumenten even sterk.

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht
Schrijf in een groepje een reactie op de column ->
1. Vorm een groepje en ga bij elkaar zitten; 
2. Kies uit de drie invalshoeken (zie vraag 4)
3. Deel een googledocument met elkaar;
4. Bespreek met elkaar wat jullie willen schrijven;
5. Schrijf samen een reactie van +/- 300 woorden.
6. Lever de opdracht in op de Classroom.
'Wie jarig is, trakteert.' 

Slide 22 - Tekstslide