Formuleren les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Formuleren

Les 2, VWO 2

Terugblik les

Waar ging het ook alweer over?

Julian ging gisteravond veel te laat slapen

1. POA
2. OPA
3. APO
4. PA

Heb jij gisteravond nog wat gedaan?

1. APO
2. OPA
3. PA
4. POA

Doel(en)

• Aan het einde van de les heb je geleerd wat samengestelde zinnen zijn. 
• Aan het einde van de les kun je samengestelde zinnen maken. 
• Aan het einde van de les weet je wat voegwoorden zijn en kun je door middel van deze woorden zinnen samenstellen.
  

Heeft altijd één persoonsvorm.  

• Heeft altijd twee persoonsvormen.
• Voegwoord gebruiken: 

en,of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als en toen

Enkelvoudige zin 

Samengestelde zin 

Hoe maak je samengestelde zinnen?

• Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken. 
• Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is.

Voorbeeld: 

- Karel leest een boek. Lotte luistert muziek.

- Karel leest een boek en Lotte luistert muziek.

Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

1. Een 3D-voedselprinter is niet alleen een fantastisch onderzoeksobject en een leuk speeltje voor wie van techniek houdt of creatief is, maar kan bijvoorbeeld ook gebruikt worden om ondervoeding bij bejaarden te voorkomen.

Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

2. Ouderen met kauw- en slikproblemen krijgen meestal gepureerd voedsel, wat er vies uitziet, waardoor ouderen niet verleid worden het op te eten en eerder stoppen met eten, zodat ze onvoldoende voedingsstoffen binnenkrijgen.

Maak van de lange zinnen twee of meer korte zinnen. Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden toevoegen of weglaten.

3. Een 3D-printer kan het gepureerde voedsel weer de oorspronkelijke vorm geven, waardoor een wortel er weer uitziet als een wortel en een sukadelap als een sukadelap, terwijl het eten wel zacht en makkelijk te kauwen blijft.

Theorie 'verbanden tussen zinnen'

Tekstverbanden:

- tussen woorden en zinsdelen

- tussen zinnen

- tussen alinea's

Theorie 'verbanden tussen zinnen'

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Noem drie verwijswoorden

Zinsverbanden door verwijswoorden

die & deze verwijzen naar ...-woorden

1. de-woorden (znw)
2. het-woorden (znw)
3. een-woorden (znw)
4. de, het & een-woorden (znw)

Waarmee & met wie

1. 'Waarmee' verwijst naar personen, 'met wie' verwijst naar dingen
2. 'Waarmee' verwijst naar dingen, 'met wie' verwijst naar personen
3. 'Waarmee' en 'met wie' mag je door elkaar gebruiken; er zijn geen vaste regels.
4. Je mag in het Nederlands alleen 'waarmee' gebruiken. 'Met wie' is altijd fout.

Theorie 'verbanden tussen zinnen'

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Noem een tekstverband + bijpassend signaalwoord.

Signaalwoorden

Het signaalwoord 'want' hoort bij het tekstverband

1. tegenstelling
2. reden
3. conclusie/ samenvatting
4. oorzaak-gevolg

Het signaalwoord 'ook' hoort bij het tekstverband

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tijd
4. voorwaarde

Huiswerk

• Maak Formuleren - H6 - Opdracht 1 en 2
• Probeer het online te maken en stuur anders een foto in de chat van Teams.