LessonUp
Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Nederlands
Inloggen
Registreren
cross
Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Repetez!
Bonjour!
Bienvenue en classe!
Je m'appelle
Madame Dreijer et je suis votre prof de français.
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
9 videos
.
play3
Start les
download
Bewaar
Bewaar voor later
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Bonjour!
Bienvenue en classe!
Je m'appelle
Madame Dreijer et je suis votre prof de français.
Slide 1 - Tekstslide
Le, la, l' , les
Le = de, het voor mnl zelfst. nw
La = de, het voor vrl zelfst.nw
Les = de voor woorden in het meervoud
L' gebruik je als een woord begint met a,e,i,o,u, stomme h,
bijv : l'école, l'hôtel
Slide 2 - Tekstslide
La négation
Je maakt een zin ontkennend door
ne
voor het werkwoord te zetten en
pas
er achter!
Par example :
Je regarde > je
ne
regarde
pas
Il écoute > Il
ne
écoute
pas
> Il
n
'écoute
pas
Il a mangé > il
n'
a
pas
mangé
Slide 3 - Tekstslide
Avoir :
Tu te souviens? Avoir = hebben
J'ai
Tu as
Il a, elle a, ce a
Nous avons
Vous avez
Ils ont, elles ont
Slide 4 - Tekstslide
Être
Être = zijn
Je suis
Tu es
Il, elle, ce est ( = c'est)
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont, elles sont
Slide 5 - Tekstslide
Les verbes avec -er
Regarder = kijken
Je regard
e
Tu regard
es
Il, elle regard
e
Nous regard
ons
Vous regard
ez
Ils, elles regard
ent
Slide 6 - Tekstslide
Les Chiffres:
1 =Un 10= dix
11= Onze 20= vingt
21 =Vingt et un 30= trente
31= Trente et un 40= quarante
41= Quarante et un 50= cinquante
51= Cinquante et un 60= soixante
61= Soixante et un 70= soixante-dix
Slide 7 - Tekstslide
Les chiffres de 70 à 100
Vertaal :
1.Hij voetbalt (2)
2. Hij heeft een croissant gegeten
3. Hallo, ik heet.....
4. Ik ben 13/14 jaar.
5. Ik woon in Haarlem
6. Hij gaat eten
7. Mijn telefoonnummer is : 06 29.72.35.88
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
futur proche = nabije toekomst
Gebruik : gaan ( aller) + het hele werkwoord!
Je vais
Tu vas
Il, elle va
Nous allons
Vous allez
Ils, elles vont
Slide 10 - Tekstslide
futur proche gebruik:
Ik ga slapen : Je
vais
dormir
Jij gaat lezen : Tu
vas
lire
Hij gaat lopen : Il
va
marcher
Wij gaan kijken : Nous
allons
regarder
Jullie gaan (hier)blijven; Vous
allez
rester ici
Zij gaan luisteren : Ils
vont
écouter
Slide 11 - Tekstslide
Le passé composé
Gebruik : vorm van avoir + voltooid deelwoord ( é)
J'ai
regardé
tu as
écouté
il a
mangé
nous avons
marché
vous avez
fait (=gedaan/gemaakt)
Ils ont
touché ( = aangeraakt)
Slide 12 - Tekstslide
Être en avoir
Slide 13 - Woordweb
Les Chiffres
Slide 14 - Woordweb
Hoe zeg je : Zij gaat lezen?
A
Elle vas regarder
B
Elle va lire
C
Elles vas lire
D
Elles vont lire
Slide 15 - Quizvraag
Hoe schrijf je 72
A
Soixante- deux
B
Sixante-deux
C
Sixante-douze
D
Soixante-douze
Slide 16 - Quizvraag
Vertaal : ik ga luisteren naar de leraar
A
Je sais écouter le prof
B
Je vas écouter le prof
C
je vais écouter le prof
D
J'écoute le prof
Slide 17 - Quizvraag
Vertaal:
Zij hebben gegeten
A
Elles ont mangé
B
Il a mangé
C
Ils ont mangé
D
Elle a mangé
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Vertaal : De groene auto
Slide 22 - Woordweb
De leuke jongen
A
Le garçon joli
B
Le joli garçon
C
Le beau garçon
D
le garçon beau
Slide 23 - Quizvraag
Welke bijv. nmw staan voor het zelfstandig nmw?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Video
Slide 26 - Video
Les matières à l'école
Le français,
L'anglais
le néerlandais,
l'allemand
les maths,
La géographie
l'histoire,
le dessin, la gym, la biologie, les sciences physiques,
la chimie
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Het is 13.25
A
Il est treize heures vingt -cinq
B
Il est une heure cinq
C
Il est une heure vingt-cinq
D
Il est treize heures cinq
Slide 29 - Quizvraag
Het is 12.30
A
Il est douze heures et demie
B
Il est douze heures trente
C
Il est midi trente
D
Il est midi et demie
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Video
Welke drie manieren zijn er om een vraag te stellen in het Frans?
Slide 32 - Open vraag
Je vais à l'école et je prends:
la byciclette, le vélo
L'autobus
La voiture
Le moteur
l'avion
le scooter
Slide 33 - Tekstslide
Aussi très important!
Eten en drinken:
manger, boire, le croissant, le pain, la baguette, la viande, le poisson, le légume, le fruit, l’eau, le café, le thé
Eigenschap
: content, calme, beau, vieux, blond, brun, anglais, français, drôle, célèbre
Slide 34 - Tekstslide
le sport 1
Faire du sport = sporten
Je fais du foot= ik speel voebal
Il fait du volley= hij speelt volleybal
Je fais du basket= ik speel basketbal
Tu fais du cheval=jij rijdt paard
Elle fait du hockey= zij speelt hockey
Elle fait du tennis = zij speelt tennis
Slide 35 - Tekstslide
Le sport 2
In plaats van "ik speel voetbal" kan je ook zeggen;
Je joue au foot
Il joue au volley
Tu joues au basket
Elle joue au tennis
Dan krijgt jouer gewoon de uitgangen van een ww op -er !
Let op au!!!
Slide 36 - Tekstslide
Qu'est ce que tu fais comme sport?
Slide 37 - Woordweb
Opdrachten
Vertaal :
1.Hij voetbalt (2)
2. Hij heeft een croissant gegeten
3. Hallo, ik heet.....
4. Ik ben 13/14 jaar.
5. Ik woon in Haarlem
6. Hij gaat eten
7. Mijn telefoonnummer is : 06 29.72.35.88
8. Het is maandag, 7 september
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Meer lessen zoals deze
4V - 23 jan.
Januari 2019
- Les met
14 slides
Frans
vwo
Leerjaar 4
Klas 2 Unité 2
Oktober 2018
- Les met
37 slides
Frans
vwo
Leerjaar 2
faire du sport chapitre 6
Mei 2020
- Les met
41 slides
Frans
havo
Leerjaar 1
Delend lidwoord+IMPARFAIT herh+oef
Mei 2020
- Les met
39 slides
Frans
vmbo t
Leerjaar 2
03/11/20 chap1 rappel le la l'les/un/une-avoir les nombres
Oktober 2020
- Les met
16 slides
Frans
havo, vwo
Leerjaar 1
Le Passé Composé (avoir et être)
September 2017
- Les met
29 slides
Frans
havo
Leerjaar 2
Imparfait
Maart 2019
- Les met
17 slides
Frans
havo
Leerjaar 3
Passé Composé et Imparfait
April 2020
- Les met
46 slides
Frans
havo, vwo
Leerjaar 3