Poser une question

1 / 25
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Papaoutai
Papaoutai is de fonetische schrijfwijze van 'Papa, où t-es?', wat spreektaal is voor 'Papa, où es-tu?' (=Papa, waar ben je?). Het gaat over een kind dat z'n vader mist, zich afvraagt waar hij is.

Slide 2 - Tekstslide

Comment poser une question?

Slide 3 - Tekstslide

bienvenue vendredi 19-11-21
Lesdoel: je kent de vraagwoorden en Ch. 2 vocabulaire A 
programme: opdracht in groepjes
leren: Ch. 2 vocabulaire A en B

Slide 4 - Tekstslide

Intonation
Tu habites à Enschede.
Tu habites à Enschede?

Slide 5 - Tekstslide

Est-ce que + la phrase simple
Tu es malade.
Est-ce que tu es malade?

Slide 6 - Tekstslide

Inversion
Tu es végétarien.      Tu es végétarienne.
      Es-tu végétarien?     Es-tu végétarienne ?  

Slide 7 - Tekstslide

Avec des mots interrogatifs
Où, comment, quand, combien
pourquoi, qui, qu'est-ce que

Slide 8 - Tekstslide

Tu habites où?
Où est-ce que tu habites?
Où habites-tu?
Papa où t-es?

Slide 9 - Tekstslide

quand
Tu vas nager quand?    Quand tu vas nager?
Quand est-ce que tu vas nager?
Quand vas-tu nager?


Slide 10 - Tekstslide

Comment
Comment tu t'appelles?  Tu t'appelles comment?
Comment est-ce que tu t'appelles?
Comment t'appelles-tu?

Slide 11 - Tekstslide

Combien
Combien de fruits tu manges par jour?
 Tu manges combien de fruits par jourCombien de fruits est-ce que tu manges par jour?
Combien de fruits manges-tu par jour?

Slide 12 - Tekstslide

Qu'est-ce que 
Qu'est-ce que tu as?
Qu'est-ce que tu fais?

Slide 13 - Tekstslide

Pourquoi
Pourquoi tu fais du sport?
Pourquoi est-ce que tu fais du sport? 
Pourquoi fais-tu du sport?

Slide 14 - Tekstslide

Qui
Qui est ton prof?
Qui est ton meilleur ami?
Qui est ta meilleure amie?

Slide 15 - Tekstslide

10 min. werkvorm in groepjes
In groepen van 3 en 2 groepen van 4 personen.
Ieder groepje krijgt een enveloppe met kaartjes, je moet samen het kaartje met de vraag en het kaartje met het antwoord bij elkaar zoeken.
Maak een foto van je gemaakte werk, kijk daarna het werk van een ander groepje na. punten als beloning!

Slide 16 - Tekstslide

zelfstandig werken
leren Ch 2 vocabulaire A en B

Slide 17 - Tekstslide

waar werk jij?
A
tu où travailles?
B
Tu travailles où?
C
où travailles-tu?

Slide 18 - Quizvraag

wie is jouw beste vriend
A
quoi ton meilleur ami?
B
qui est-ce ton meilleur ami?
C
qui est ton meilleur ami?

Slide 19 - Quizvraag

doe jij aan sport?
A
Tu fais du sport quand?
B
Tu fais du sport?
C
pourquoi tu fais du sport?

Slide 20 - Quizvraag

où ?
betekent:
A
waarom?
B
wie?
C
waar?
D
hoe?

Slide 21 - Quizvraag

rester en forme
betekent:
A
uitrusten
B
fit blijven
C
honger hebben
D
praten over

Slide 22 - Quizvraag

l'élève
betekent:
A
de leerling
B
de les
C
het advies
D
de groente

Slide 23 - Quizvraag

het advies
is in het frans:
A
la chose
B
le cours
C
le truc
D
le conseil

Slide 24 - Quizvraag

vite
betekent:
A
ziek
B
snel
C
beter
D
het water

Slide 25 - Quizvraag