2HVG, Duits, NK6e, müssen, sollen en Kolja und die Liebe

Wie geht es euch? Chat mir mal!
Willkommen in der Deutschstunde
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wie geht es euch? Chat mir mal!
Willkommen in der Deutschstunde

Slide 1 - Tekstslide

Willkommen in der Deutschstunde!
Korte herhaling van de werkwoorden müssen en sollen
Kun je het toepassen?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

In welke betekenis gebruik je
müssen?
A
moeten, een ander wil het.
B
moeten, het kan niet anders, noodzaak

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: ik moet, jij moet, hij moet
A
Ich muss, du musst, er musst
B
Ich musse, du musst, er muss
C
Ich muss, du musst, er muss
D
Ich müss, du müsst, er müsst

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: wij moeten,
jullie moeten,
u moet
A
wir müssen, ihr müsst, Sie müssen
B
wir müssen, ihr müsst, Sie müsst
C
wir müssen, ihr müssen, sie müssen
D
wir müssen, ihr musst, Sie müssen

Slide 10 - Quizvraag

''sollen'' gebruik je in de betekenis van:
A
moeten, noodzaak
B
moeten, een ander wil het.

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg in het Duits:
ik moet, jij moet, men moet
(een ander wil het)

Slide 12 - Open vraag

Kies de juiste vorm:
Meine Schwester muss / soll abwaschen, sagt meine Mutter.
A
soll
B
muss

Slide 13 - Quizvraag

Mein Vater ________alles.
A
weiß
B
wisse
C
weißt
D
wissen

Slide 14 - Quizvraag

Das Aussehen

Slide 15 - Tekstslide

Welche Kleidung siehst du hier links?


Umschreib die Kleidung und die Farbe.

(kledingstuk+ kleur)

Slide 16 - Tekstslide

Was ist im Kleiderschrank?


Fragen:(wechselt die Rolle A und B)
A:Was hast du in deinem Kleiderschrank?
B: z.B. Ich habe 2 Hosen, eine Hose ist blau und eine is rot.
Ich habe 3 T-Shirts. Die Farben sind ....

Slide 17 - Tekstslide

De kleur 'grijs' is in het Duits?

Slide 18 - Open vraag

een synonym voor klamotten?

Slide 19 - Tekstslide

Kleider machen Leute
Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 20 - Tekstslide

wat is goed?
A
der Kleidung
B
die Kleidung
C
das Kleidung

Slide 21 - Quizvraag

Wie heißt die Kleidung die ein Mann auf dem Oktoberfest trägt?
A
Leerhose
B
Lederbuxe
C
Ledershorts
D
Lederhose

Slide 22 - Quizvraag

Faire Kleidung….
A
ist meistens etwas teurer, weil die Produktion teurer ist.
B
wird so hergestellt, dass die Menschen, die an der Produktion beteiligt sind, nicht ausgebeutet, sondern gerecht bezahlt werden.
C
wird immer von Menschen hergestellt, die das gleiche Gehalt bekommen.
D
wird so hergestellt, dass die Produktion so günstig wie möglich ist.

Slide 23 - Quizvraag

11 Welke van deze woorden is goed gespeld:
A
liebelingsfarbe
B
Lieblingsfarbe
C
Liebelings Farbe
D
lieblings farbe

Slide 24 - Quizvraag

12 Welke van deze woorden is goed gespeld:
A
markenkleidung
B
marken kleidung
C
Märkenkleidung
D
Markenkleidung

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal in het Duits:
Ik heb een nieuwe broek nodig.
A
Ich habe eine neue Hose brauchen.
B
Ich brauche eine neue Hose.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is 'die Kapuze'?
A
capuchon
B
kapsel
C
pet
D
kapucijner

Slide 27 - Quizvraag

Habt ihr noch Fragen?

Slide 28 - Tekstslide

Hoe vond je de les?

Slide 29 - Tekstslide