Bloedgroepen

Bloedgroepen
1 / 59
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bloedgroepen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kleur heeft hier het antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een antigeen?
A
Een ziekteverwekker
B
Een herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
Een gen die cellen doodmaakt
D
Een gen die overal tegen is

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4  bloedgroepen 
De antigenen (bloedfactoren) op de celmembranen bepalen
welke bloedgroep je hebt:
A, B, AB of O

De rhesusfactor is ook een antigeen, je bent + of -


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De rhesusfactor...
Onze bloedcellen kunnen ook het rhesusantigeen hebben. Je bent dan Rh+. (rhesus positief)

Wanneer je geen rhesusantigenen hebt ben je Rh-. (rhesus negatief)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

A-
A+
B+
B-
AB+
AB-
0+
0-
A+
A-
B+
B-
AB+
AB-
0+
0_
Opdracht Bloedgroep ontvanger
Bloedgroep DONOR

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Iemand met bloedgroep 0 heeft antistoffen tegen de bloedgroepen A en B, en kan deze dus niet ontvangen.
Bloedtransfusie
Wat wordt gebruikt van een donorbloed?

- Rode bloedcellen (voor hemoglobine: na veel bloedverlies)
- Bloedplasma (voor stollingseiwitten en antistoffen: bij brandwonden, ernstige infecties, hemofilie) 
- Bloedplaatjes (bij leukemie) 
Bij acute leukemie ontstaat er in het beenmerg een ongeremde woekering van onrijpe cellen. Hierdoor is er in het beenmerg geen ruimte meer voor normale bloedcellen om uit te groeien. Er ontstaat bloedarmoede (een tekort aan rode bloedcellen) en een tekort aan bloedplaatjes in het bloed.
Als je de ziekte hemofilie hebt, dan bloed je niet sneller dan normaal, maar wel langer omdat je bloed niet genoeg stollingsfactoren bevat.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende bloedgroepen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je lichaam maakt antistoffen tegen antigenen die jij niet hebt

Bloedgroep A --> anti-B

Bloedgroep B --> anti-A

Bloedgroep O --> anti-A en anti-B

Bloedgroep AB --> geen antistoffen


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen, de patiënt kan dan doodgaan.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B

Bloedgroep B maakt anti-A


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 

Het bloed klontert als er anti-B in komt

Bij anti-A gebeurd er niets --> Haar bloed maakt dus zelf ook anti-A, dus heeft ze bloedgroep B.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling
3 x testserum:
serum met anti-A
serum met anti-B
serum met antiresus

1 druppel serum met 1 druppel bloed en goed mengen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaantransplantatie
Kans op orgaanafstoting: lichaam van de ontvanger maakt antistoffen tegen het donororgaan. Afstotingsremmers zorgen dat witte bloedcellen minder antistoffen maken.
Meeste kans wanneer antigenen donor en ontvanger op elkaar lijken (familie)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dan hebben we ook nog de rhesusfactor...
Onze bloedcellen kunnen ook het resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om te onthouden
Bloedgroep                Maakt de antistoffen   
A                                  Anti-B
B                                  Anti-A
AB                                Maakt geen antistoffen
O                                  Anti-A en Anti-B

Rh- (negatief)               Anti-R
Rh+ (positief)               Maakt geen antistof tegen Rh                         

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loes wil haar bloedgroep weten. Bij een bloedgroepbepaling gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B en anti-R.
Wat is de bloedgroep van Loes?
A
B-positief
B
B-negatief
C
A-positief
D
A-negatief

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B / Bloedgroep B maakt anti-A

Rh- bloed maakt anti-R / Rh+ bloed maakt geen anti-R

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 


Bij de bloedgroepbepaling van Loes gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B en anti-R. Haar bloed maakt dus zelf ook anti-B en anti-R (anti-resus). Dus heeft ze bloedgroep A en is ze resus negatief.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thijs wil zijn bloedgroep weten.
Bij een bloedgroepentest is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B en anti-Resus).
Wat is Thijs zijn bloedgroep?
A
AB+
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B / Bloedgroep B maakt anti-A

Rh-bloed maakt anti-R / Rh+ bloed maakt geen anti-R

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 

Bij de bloedgroepentest van Thijs is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B en anti-Resus). Thijs maakt dus zelf ook anti-A en anti-B en Anti-R.

Als je bloed NIET klontert bij anti-resus ben je Resus-negatief. Dat is Thijs. (Resus negatief bloed maakt Anti-R)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4M Bloedgroepen
Oefenen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepbepaling

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloedgroep B. Van welke donor kan deze persoon bloed ontvangen?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn nier aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat anti-A.
B
Bloedgroep B bevat anti-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep kan van iedereen bloed ontvangen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antistof kan iemand met bloedgroep AB maken?
A
Antistof A
B
Antistof B
C
Antistof A en B
D
Geen antistof

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroep O is een geweldige donor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloedgroep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloed groep O. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep O.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen A of O.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloed van een donor met bloedgroep O, Rh+ kan men geven aan iemand met bloedgroep A, RH+ zonder nadelige gevolgen voor de ontvanger. Wat is hiervan de oorzaak
A
de ontvanger heeft geen anti-A of anti-B.
B
De ontvanger heeft geen bloedfactor A of bloedfactor B.
C
De donor heeft geen anti-A of anti-B
D
De donor heeft geen bloedfactor A of bloedfactor B.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloed van iemand met bloedgroep AB, Rh+ wordt vergeleken met het bloed van iemand met O, RH+.
Welke overeenkomst is er tussen de bloedfactoren.
A
Bij beiden bevat het bloed geen bloedfactoren.
B
Bij beide bevat het bloed de bloedfactoren A en B.
C
Bi beide bevat het bloed de resusfactor.
D
Bij beiden bevat het bloed de bloedfactoren A en B en de resusfactor

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft Resus positief bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?
(letten even niet op bloedgroep)

A
Resus positief bloed Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft A Rh- bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?


A
O Rh+ en O Rh- Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag AB Rh+ en AB Rh- A Rh+ en A Rh-
B
A Rh+ en O Rh-
C
AB Rh - en A Rh-
D
O Rh- en A Rh-

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep A
kan bloedgroep O krijgen.
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een persoon met bloedgroep B heeft een bloedtransfusie nodig.
Welke bloedgroep is mogelijk?
A
A
B
A en 0
C
O en B
D
A en B

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep kan alle
bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep B
kan bloedgroep AB ontvangen.
A
juist
B
onjuist

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B

Bloedgroep B maakt anti-A


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. Bij Julia zien ze dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Haar bloed maakt dus zelf ook anti-A, dus heeft ze bloedgroep B.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loes wil haar bloedgroep weten. Bij een bloedgroepbepaling gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B.
A
B
B
0
C
AB
D
A

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B 

Bloedgroep B maakt anti-A

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 


Bij de bloedgroepbepaling van Loes gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B. Haar bloed maakt dus zelf ook anti-B. Dus heeft ze bloedgroep A en is ze resus negatief.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thijs wil zijn bloedgroep weten.
Bij een bloedgroepentest is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B).
Wat is Thijs zijn bloedgroep?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Bij de bloedgroepentest van Thijs is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B). 

Thijs maakt dus zelf ook anti-A en anti-B, dus heeft hij bloedgroep 0. 



Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep B?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep is hier weergegeven?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B.
Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anja heeft bloedgroep 0+

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen (bloedfactoren) heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-resus
B
alleen anti-A en anti-B
C
zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Welke letter geeft het resultaat weer van de 
bloedgroepbepaling van iemand met bloedgroep AB?







A
P
B
R
C
Q
D
S

Slide 57 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 59 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies