week 41

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

Semana 41

Corregir los deberes

 LA: p. 90 OPDR 1

a. me gusta

b. te encanta

c. nos gustan

d. les encanta

e. le gustan

f. os encanta

Corregir los deberes

Corregir los deberes

Hablar de los deportes

woorden blok 5 + 6

Adivina los deportes 

Vertaal de volgende zinnen

1. Me gusta patinar sobre hielo.

2. A mí no me gusta viajar solo.

3. Nos encanta jugar al baloncesto en la cancha.

4. Pablo toca el piano y escucha música.

5. Nosotros vemos un concierto en directo de Shakira.

6. A Juan y Julia les gusta caminar en el parque. 

librito blok 5 en 6 

El día de los animales

Nationale bescherming van 

stierenvechten.

Animal, netflix serie

De serie vertelt het verhaal van Antón, een dierenarts 

die in een klein dorp in Galicië woont. Wanneer zijn 

praktijk door financiële problemen instort, ziet hij zich 

gedwongen naar de stad te verhuizen en daar in een 

luxe dierenwinkel te werken. Tussen het verlies van 

zijn oude leven en de uitdagingen van een nieuwe 

wereld probeert Antón zijn plek te vinden, terwijl zijn 

verleden hem blijft achtervolgen. Animal verkent 

thema’s als identiteit, overleven en de botsing tussen 

traditie en moderniteit.

Vertaal de volgende zinnen

1. Wij vinden varen op zee geweldig.

2. Ik houd van zwemmen in het zwembad.

3. Ik lees een roman in het park.

4. Maite houdt van padellen met een raquet.

5. Zij houden van het handbal team. 

librito blok 5 en 6 

Acuerdo y desacuerdo

Aangeven of je het eens of oneens bent op iemand die gustar/encantar gebruikt.

librito p. 28

A mí me encantan las tapas.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

A mí no me gusta tomar el sol.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

A mí no me gusta el ciclismo.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

A mí me gusta montar a caballo.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

A mí me gustan las películas.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

A mí no me gusta hacer yoga.

1. a mí sí
2. a mí no
3. a mí también
4. a mí tampoco

00:34

Jaime zegt wat voor een soort sporten er zijn. Welke noemt hij?

1. team en bergsporten
2. team en zwemsporten
3. actieve en bergsporten
4. actieve wandelsporten

00:37

Wat betekent 'mar'?

1. maar
2. meer
3. zee
4. rivier

01:09

Wat moet je volgens Jaime meenemen bij het sporten?

1. een handdoek
2. water
3. iets te eten
4. goede schoenen

01:31

Vertaal: Es importante practicar deporte.

01:49

Welke Sport doet Jaimes vriendin?

1. hace yoga
2. hace judo
3. es yoga
4. es judo

01:58

Waar houdt hij veel van?

1. de zee
2. de bergen
3. het strand
4. de bossen

02:13

Wat en waar doet ze in de zomer met een vriendin?

1. paardrijden in de bergen
2. klimmen in de bossen
3. bergbeklimmen in de bergen
4. paardrijden op het platteland

02:24

Wat vindt ze geweldig?

02:31

Waar houdt ze helemaal niet van?

02:48

Waar of niet waar? Jaime houdt van tennissen.

1. waar
2. niet waar

Los deberes

L: woorden blok 5,6,7

M: LA: p. 89 OPDR 5 en 6

 p. 90 OPDR 1

      LE: 5.6,5.7,5.8, 5.9 en 5.15 TM 5.23

GUSTAR

• Busca
• Juego 

5.3 Me gusta David

Lees opdracht 1 

Beantwoord daarna opdracht 1  tijdens het kijken 

en luisteren van de video

Lees opdracht 2 en 3

Beantwoord daarna opdracht 2 en 3 tijdens het kijken

en luisteren van de video

escuchar