In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
HS 6 Poging en deelneming
Slide 1 - Tekstslide
Wat is juist met betrekking tot het plegen van een overtreding?
A
Een poging tot een overtreding is strafbaar
B
Medeplichtigheid aan een overtreding is strafbaar
C
Het uitlokken van een overtreding is strafbaar
D
Overtredingen staan in boek 2 van het Wetboek van Strafrecht
Slide 2 - Quizvraag
In welk geval wordt bij een misdrijf het maximum van de hoofdstraf met een derde verminderd?
A
Bij uitlokking
B
Bij voorbereiding
C
Bij doen plegen
D
Bij poging
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een overtreding?
A
Een poging is strafbaar
B
wordt behandeld door de politierechter
C
De vrijheidsstraf is hechtenis
D
Staat in boek 3 van het Wetboek van Strafvordering
Slide 4 - Quizvraag
Karel de Boer besluit om een terroristische aanslag te plegen op Schiphol. Hij verzamelt plattegronden, wapens en regelt een vluchtauto. Welk strafbaar feit heeft Karel gepleegd?
A
Een poging tot een terroristische aanslag
B
Een terroristische aanslag
C
Het doen plegen van een terroristische aanslag
D
Een voorbereiding van een terroristische aanslag
Slide 5 - Quizvraag
Ingrid Verbaan is kwaad op Joline Ledache. Zij wil Joline stevig uitschelden. Als Ingrid met hara auto door een straat rijdt ziet zij Jolie oversteken. Ingrid geeft gas en rijdt op Joline in. Joline kan net op tijd opzij springen en wordt niet geraakt. Welk strafbaar feit heeft Ingrid gepleegd?
A
doodslag
B
poging tot doodslag
C
poging tot moord
D
voorbereiding van doodslag
Slide 6 - Quizvraag
Soeria Laoukili winkelt met haar zoontje Bas (10 jaar) in een supermarkt. Soeria zegt tegen haar zoontje dat hij een paar chocoladerepen in zijnbroekzak moet stoppen. Soeria rekent deze niet af. Soeria maakt zich schuldig aan:
A
Medeplichtigheid aan diefstal
B
Doen plegen van diefstal
C
Medeplegen van diefstal
D
Uitlokken van diefstal
Slide 7 - Quizvraag
Kees Bouma spoort zijn vriend Herman Dolstra aan om in de auto van Hermans vader te rijden. Herman heeft geen rijbewijs. Kees weet dat. Hij belooft Herman € 50,- als hij het lef heeft een ritje te maken. Herman rijdt een stuk over de snelweg en wordt aangehouden door de politie. Waar maakt Kees zich schuldig aan?