2.3 - Tekstverbanden en signaalwoorden

Lezen H2 - De opbouw van een tekst
2.3 - Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen H2 - De opbouw van een tekst
2.3 - Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Planning
  • Terugblik 2.2 - Deelonderwerpen herkennen
  • Theorie 2.3 - Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Slide 3 - Tekstslide

2.2 - Deelonderwerpen herkennen
  • Deelonderwerpen zijn de verschillende kanten van een onderwerp die in een tekst aan bod komen.
  • Het vinden van de deelonderwerpen kan je helpen om de structuur van een tekst te begrijpen.

Tip: Bekijk regelmatig de verschillende 
tekststructuren op blz. 209


Slide 4 - Tekstslide

Deelonderwerpen vinden
Hoe vind ik de deelonderwerpen van een tekst?
1 bepaal eerst wat het onderwerp van de tekst is
2 bestudeer de opmaak van de tekst
  •  soms vallen de deelonderwerpen samen met de verschillende alinea’s
  •  soms worden (sommige) deelonderwerpen aangegeven in de tussenkopjes
3 lees de eerste en/of de laatste zin (kernzin) van iedere alinea om snel vast te kunnen stellen waar elke alinea over gaat

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lezen 2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverband - dat wat de verschillende onderdelen in een tekst met elkaar te maken hebben.
Signaalwoorden - geven dat verband, die relatie, de samenhang tussen de tekstdelen aan. 

Als je dus signaalwoorden herkent, helpt je dat bij het herkennen van de tekstverbanden.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden
De signaalwoorden helpen ons bij het herkennen van verbanden:
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee
blz.
208

Slide 9 - Tekstslide

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht een minder slecht alternatief, MAAR er klinken ook andere geluiden.
Welk tekstverband geeft 'maar' aan?
A
doel-middel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
toelichting of voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht een minder slecht alternatief, maar er klinken ook andere geluiden. ZO kost de papierindustrie veel schoon drinkwater en regenwoud.

A
conclusie
B
oorzaak-gevolg
C
reden of verklaring
D
toelichting of voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

OOK weegt een koffiebeker van piepschuim minder dan papier waardoor het vervoeren goedkoper en milieuvriendelijker is.

A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak - gevolg
D
toelichting of uitleg

Slide 14 - Quizvraag

Ook weegt een koffiebeker van piepschuim minder dan papier WAARDOOR het vervoeren goedkoper en milieuvriendelijker is.

A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak - gevolg
D
toelichting of uitleg

Slide 15 - Quizvraag

Daarnaast kost het maken van een papieren beker tweeënhalf keer zo veel energie als een beker van piepschuim.

Welk signaalwoord van het verband opsomming zie je in deze zin?
A
daarnaast
B
zo
C
er staat geen signaalwoord van een opsomming in
D
zo ... als

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Voor deze week maak je
Lezen 2.3 - Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Opdracht 1 
  • Opdracht 2
  • Examenopdracht


Slide 17 - Tekstslide