Week 23 3H Frans

programme
récapitulation
aujourd'hui
nakijken
mening geven

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

programme
récapitulation
aujourd'hui
nakijken
mening geven

Slide 1 - Tekstslide

récapitulation

Slide 2 - Tekstslide

aujourd'hui

Nakijken
  • opdrachten: 10, 11 en 12  vanaf blz. 55

Mening geven
  • opdracht 13abc blz. 57
  • schrijven opdracht 15 blz. 59

 

        

Slide 3 - Tekstslide

opdr. 9
lees eerst de vragen!!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Les pronoms "en" et "y" - de voornaamwoorden

Grammaire C - chapitre 7 

(15 min)

Slide 6 - Tekstslide

Wat doen "en" et "y"?
- en et y vervangen -> zinsdelen over dingen of plaatsen

- vertaling: er, erheen, erop, erover, eraan, erin, ervan

Slide 7 - Tekstslide

Voornaamwoord: en 
- "en" verwijst naar een hoeveelheid / zin / zinsdeel dat begint met het voorzetsel "de" (du, des, d') of met "un / une"

 voorbeelden:
- Hoeveelheid: vous allez faire trois salades. - > vous allez en faire trois.
= jullie gaan er 3 maken.
- De: On n'a pas envie d'aller au collège. -> On n'en a pas envie. = wij hebben er geen zin in.
- Un/une: je prends une tasse de thé -> j'en prends une. = ik neem er een.

Slide 8 - Tekstslide

Let op!!!
- Kijk naar onderstaande zinnen. Wat valt je op?

Je prépare deux salades.
J'en prépare deux.

Slide 9 - Tekstslide

Let op!!!
- Kijk naar onderstaande zinnen. Wat valt je op?

Je prépare deux salades.
J'en prépare deux.

-> Als er een hoeveelheid of un/une in de zin staat, dan blijft die hoeveelheid staan. 

Slide 10 - Tekstslide

Voornaamwoord: Y
- "y" verwijst naar -> een zin/zinsdeel dat begint met andere voorzetsels dan "de"
- zoals: dans, sur, à 

Voorbeelden:
- ander voorzetsel: on va au cinéma en voiture. -> on y va en voiture. 
= wij gaan er met de auto heen.



Slide 11 - Tekstslide

De plek van "en/y"
- en / y --> altijd voor het hele werkwoord.

- staat er geen heel werkwoord in de zin? --> direct voor de persoonsvorm

- on va en  faire deux. | on en  fait deux.
- on peut y  aller en bus. | on y  va en bus.

Slide 12 - Tekstslide

"en" et "y" zijn ....
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijwoorden
C
voornaamwoorden
D
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 13 - Quizvraag

Als er een hoeveelheid of un/une in de zin staat, dan blijft die hoeveelheid niet staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Met welk voorzetsel begint de hoeveelheid/zin/zinsdeel waarnaar "en" verwijst?
A
de/un/une
B
dans,sur
C
le/la/les
D
à

Slide 15 - Quizvraag

on va à la plage en train.
Vervang een zinsdeel met een voornaamwoord

A
on en va en train
B
on va en en train
C
on va y en train
D
on y va en train

Slide 16 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?
A
On en va faire deux.
B
On va en faire deux.

Slide 17 - Quizvraag

1

Slide 18 - Video

01:20
Welk voorzetsel hoor je in het lied?

Slide 19 - Open vraag

Ils aiment aller dans les Alpes. D'ailleurs, ils ____vont demain
A
en
B
y

Slide 20 - Quizvraag

Vous venez du centre ville? Oui, nous ____ venons
A
en
B
y

Slide 21 - Quizvraag

Marion va au college aujourd'hui? Oui, elle____va
A
en
B
y

Slide 22 - Quizvraag

Vous avez trouve de travail? Non, je n'____ ai pas encore trouvé
A
en
B
y

Slide 23 - Quizvraag

Nakijken pdrachten vanaf blz. 55
opdr. 10
opdr. 11 
opdr. 12 

Slide 24 - Tekstslide

Mening geven
Luister en lees mee

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten
13c->Vul het woordweb in met uitdrukkingen om je mening te geven

15-> maak de schrijfopdracht. Typ deze over en lever in -> cijfer

Inleveren opdr. 15 uiterlijk 13 juni vóór 14.15

Slide 26 - Tekstslide