De onvoltooid verleden tijd 'peiltoets' en les

Wat weet ik nog over de tegenwoordig tijd?
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weet ik nog over de tegenwoordig tijd?

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet ik nog over de verleden tijd?

Slide 2 - Tekstslide

Welke vorm van het werkwoord staat op het einde van onderstaande zin?
"Hij heeft veel voor haar betekend."
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
imperatief

Slide 3 - Quizvraag

In welke tijd staat de pv in deze zin?
"Hij heeft veel voor haar betekend."
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd

Slide 4 - Quizvraag

In welke tijd staat de pv in deze zin?
"Hij ging naar de bakker."
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd

Slide 5 - Quizvraag

In welke tijd staat de pv in deze zin?
"Hij studeerde erg hard."
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd

Slide 6 - Quizvraag

In welke tijd staat de pv in deze zin?
"Hij kan zich niet concentreren."
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Kopieer de persoonsvorm van onderstaande zin in het invulvak.
"Hij heeft veel voor haar betekend."

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Ik (werken) ... "

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Wij (wandelen) ... "

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Ik (vluchten) ... "

Slide 12 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Ik (fluiten) ... "

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Ik (zitten) ."

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"De mensen (bewegen)"

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"De meester en de juf (spelen) op de piano."

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Zonder handleiding (zijn) ze hulpeloos."

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat in de onvoltooid verleden tijd (ovt). Schrijf enkel het vervoegde werkwoord in het invulvak.
"Zonder handleiding (zijn) ze hulpeloos."

Slide 18 - Open vraag

Heb je alles juist? Tijd voor wat meer uitdaging!
Volg het B-traject!

Slide 19 - Tekstslide

Toch nog wat foutjes?
Tijd voor wat extra utleg!

Slide 20 - Tekstslide

Zoek de persoonsvorm!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat doen sterke werkwoorden?

Slide 27 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord?

Slide 28 - Woordweb

Zoek de persoonsvorm

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Vul nu zelf de oefening 1 op pagina 232 in je leerwerkboek verder aan!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Stap 1?

Slide 34 - Open vraag

Stap 2?

Slide 35 - Open vraag

Stap 3?

Slide 36 - Open vraag

Oefenen maar!
Pelckmans Portaal oefeningen 3-4-5-6-7-10

Slide 37 - Tekstslide