10.2 Dekolonisatie en multiculturele samenleving

Tijdvak 10
Tijd van televisie en computer 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 10
Tijd van televisie en computer 

Slide 1 - Tekstslide

Overzicht t/m SE-4
+- 12 lessen
  • 10.2 Dekolonisatie en multiculturele samenleving
  • Praktische Opdracht Anton de Kom en het slavernijverleden
  • Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland

Slide 2 - Tekstslide

10.2 Dekolonisatie en multiculturele samenleving 
44. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.
47. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

Slide 3 - Tekstslide

Dekolonisatie
Dekolonisatie is het proces waarbij kolonies zelfstandig worden van een moederland. De term wordt vooral gebruikt voor het proces waarbij niet-Europese koloniën van Europese koloniale mogendheden onafhankelijk werden.

Slide 4 - Tekstslide

In de 20e eeuw verkregen ruim 87 landen hun onafhankelijkheid. Ruim 70 daarvan vonden plaats na de 2e WO

Slide 5 - Tekstslide

Verklaar het versnelde
dekolonisatieproces na de Tweede Wereldoorlog
timer
3:00

Slide 6 - Open vraag

Deze les
  • Herhaling en voortzetting dekolonisatie
  • Dekolonisatie voorbeeld 1: Brits-Indië
  • Oefen(toets)vraag betrouwbaarheid van bronnen
  • Afsluiting 

Slide 7 - Tekstslide

Dekolonisatie
Wat is dekolonisatie? 
  • Dekolonisatie is het proces waarbij kolonies zelfstandig worden van een moederland. De term wordt vooral gebruikt voor het proces waarbij niet-Europese koloniën van Europese koloniale mogendheden onafhankelijk werden.
  • Welke KA horen bij dekolonisatie? 
  • 44. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
  • 46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.

Slide 8 - Tekstslide

Modern imperialisme tot 1945
  • Onder het modern imperialisme hebben Europese (groot)machten Afrika en Azië ingenomen --> waarom? 
  • Grondstoffen, afzetmarkten, nationalisme,
  • Welk KA hoort hier bij? 
  • 33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
  • Opkomend nationalisme / onafhankelijkheidsstreven in koloniën 
  • Tweede (of derde) rang burger in je eigen gemeenschap
  • Kinderen van plaatselijke elite studeren in Europa
  • Doen ideeën op over vrijheid/gelijkheid 
  • Keren terug: waarom hebben wij deze vrijheid/gelijkheid niet? 
  • Steeds meer nationale groepen, die hard onderdrukt worden door kolonisator --> die willen hun kolonie niet kwijt

Slide 9 - Tekstslide

Redenen tot (versnelde) dekolonisatie
na 1945
1. Europese landen waren verzwakt. 
2. Nationalistische groepen sterk aanwezig
3. VS was tegen het bezit van koloniën (was ook zelf kolonie geweest van Engeland)
4. Sovjet- Unie was tegen het bezit van koloniën --> waarom? 
  • Kolonialisme = kapitalisme en ze wilden er zelf invloed hebben. 
Engeland dé-koloniseert relatief vreedzaam, Nederland minder, Frankrijk & Portugal voeren oorlogen uit.

Slide 10 - Tekstslide

Dekolonisatieproces in drie voorbeelden 
  • Afrikaanse landen worden onafhankelijk 
  • Nederlands-Indië wordt Indonesië  
  • Brits-Indië wordt onafhankelijk

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Brits-Indië wordt onafhankelijk
  • Brits-Indië een van de belangrijkste koloniën van Britse Rijk 
    Naar schatting heeft de kolonie in 200 jaar 45 biljoen (45,000 miljard) opgeleverd 
  • Desondanks verkreeg het z'n onafhankelijkheid in 1947 - maar waarom en hoe? 

Slide 13 - Tekstslide

De man op de voorgrond is een belangrijk voorvechter voor Indische onafhankelijkheid 
  • Mahatma Gandhi 

Slide 14 - Tekstslide

Mahatma Gandhi 
  • Volgde juristenopleiding in Londen
  • Twee decennia in Zuid-Afrika gewerkt als advocaat, protesteert tegen ongelijke behandeling Indiërs in ZA. 
  • Na 1919 leider van beweging voor onafhankelijkheid (economisch/spiritueel)
  • Toonbeeld geweldloos protest, passief verzet, burgerlijke ongehoorzaamheid en boycots Britse geïmporteerde goederen. 
  • Boycot 1: Britse (katoenen) kleding export naar Brits-Indië
    Voor WO 1 - 50%
    Rond 1932 - 25% 
  • Boycot 2: Geen geïmporteerd Brits zout kopen 

Slide 15 - Tekstslide

1930: Mars van burgerlijke ongehoorzaamheid (Zoutmars), in protest tegen het Britse zoutmonopolie. 
Als gevolg gingen miljoenen zelf zout winnen. Ruim 60.000 Indiërs werden gearresteerd.
Britten waren verward door geweldloos protest

Slide 16 - Tekstslide

Oefenvraag 

Gebruik de bron hiernaast: zout maken op het strand
Bij deze bron passen twee gegevens:
1. Tussen 12 maart 1930 en 6 april 1930 vond de Zoutmars plaats. Dit was in protest tegen de Britse zoutmonopolie, die het Indiërs verplicht stelde Brits zout te kopen, in plaats van plaatselijk zout. 
2. In navolging van Gandhi trokken miljoenen Indiërs naar de plaatselijke kusten om daar zout te winnen. 

3p     Je vraagt je af of deze foto een betrouwbaar beeld geeft               van de gevolgen van de Zoutmars uit 1930. 
           Bepaal aan de hand van het stappenplan of je deze bron             betrouwbaar vindt en leg dit uit aan de hand van               
           informatie afkomstig uit beide gegevens. 










Groep indiers wint zout op het strand. Foto is genomen op 6 mei, 1930. 

Slide 17 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen stappenplan

Om de betrouwbaarheid van een bron te beoordelen, moet je letten op:
1. De persoon
- Wat voor persoon was de schrijver of maker van de bron? 
- Welke rol speelde hij/zij in de in de bron beschreven
gebeurtenis?

2. De tijd
- Heeft de schrijver/maker de informatie de de bron bevat direct na de gebeurtenissen opgeschreven, of pas vele jaren later?
- Leefde de schrijver in een tijd waar op dat moment sprake was een totalitaire regime met bijvoorbeeld censuur of leefde hij in een democratie waar vrijheid van meningsuiting gold? 
3. De informatie zelf
- Hoe kwam de schrijver/maker zelf aan de informatie?
- Was hij/zij er zelf blij? Kon hij het gebeuren/proces dat hij beschrijft zelf overzien?
- Heeft hij het van horen zeggen? En waar haalde deze zegsman zijn info vandaan?
4. De bedoeling
- Met welk doel heeft de schrijver/maker de gegevens  vastgelegd?
- Wil de schrijver/maker ergens propaganda voor maken of een ' waar verhaal'  schrijven? 
- Was de bron bedoeld voor iedereen (publieke bron) of privé of geheim, bijvoorbeeld een dagboek? Onbewuste, niet-publieke bronnen zijn meestal betrouwbaarder dan publieke bronnen. 
5.

Slide 18 - Tekstslide

Oefenvraag antwoorden 
Voorbeeld van een goed antwoord
Ja ik vind de bron betrouwbaar (1), want de bron toont een groep Indiërs die ook zelf zout verzamelen (1). Daarnaast is deze foto genomen op 6 mei, het vindt dus plaats na de Zoutmars (1). 

Voorbeeld van een goed antwoord
Ja ik vind de bron betrouwbaar (1), want de foto toont de situatie zoals die is  (waarheidsgetrouw) (1) en is genomen na de Zoutmars (1). 

Voorbeeld van een goed antwoord
Nee, ik vind de bron onbetrouwbaar (1), want het is niet duidelijk wie de foto heeft gemaakt (1) en ook niet met welke bedoeling (1), 

Voorbeeld van een goed antwoord
Discutabel (1), want enerzijds is deze foto wel een (duidelijk) gevolg van de Zoutmars (1), anderzijds weten we niet wie de foto heeft gemaakt en ook niet met welke bedoeling (1). 

Slide 19 - Tekstslide

Van 1 land naar 5 
  • 1930: Engeland laat steeds meer over aan India.
  • Gedurende 2e WO: belofte tot onafhankelijkheid
  • 1947: Brits-Indië gescheiden in India en Pakistan (oost en west). Burgeroorlog volgt. 
  • 1948: Gandhi vermoordt door Hindoe-extremist (tegen religieuze tolerantie). 

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk volgende les 
Plaats bij beide afbeeldingen een kenmerkend aspect.
Beargumenteer je keuze.


Op de foto links staat: wij houden niet van de Nederlanders.

Op de 3 plaatjes worden diensten aan de Nederlanders geweigerd.

Slide 21 - Tekstslide

Japan als 'bevrijder' van Azië
Het overheersende beeld was dat de kolonisator niet te verslaan was. Toen kwamen de Japanners
  • Aziatisch volk dat als 'inferieur' werd beschouwd.
  • Deze 'inferieuren' trapten de Britten, Fransen en Nederlanders uit Azië.
  • Japan belooft onafhankelijkheid aan alle koloniën. 
  • Onafhankelijkheid blijft echter uit. Onvrede neemt toe. 
  • Japan wordt verslagen. Kolonisator is er niet --> uitroepen onafhankelijkheid. 

Slide 22 - Tekstslide

Indonesië

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide




Soekarno roept de onafhankelijk uit
17 augustus 1945

Slide 25 - Tekstslide

Waarom is dit mogelijk?
  • Nederlanders zitten nog in de kampen
  • Geen Nederlands leger in de buurt
  • Japans leger moet toezicht houden op de orde
  • Pedoema’s (nationalistische jongeren) beheersen de straten

Slide 26 - Tekstslide

Reactie Nederland onmiskenbaar

Slide 27 - Tekstslide

Bersiap-periode
  • najaar 1945-voorjaar 1946
  • Gezagsvaccuüm: onduidelijk wie écht de macht heeft, daardoor kunnen pedoema's hun gang gaan (zonder dat er wordt ingegrepen)
  • zeer gewelddadige periode met duizenden slachtoffers (vooral Nederlanders en pro-Nederlandse groepen)

Slide 28 - Tekstslide

En nu...?
  • Engelsen zijn in de buurt, maar hebben geen zin in nieuwe oorlog: Nederland moet het zelf maar oplossen
  • Nederland wil de onafhankelijke republiek Indonsië helemaal niet erkennen.
  • Nederlander wil niet praten met Soekarno (verrader en opstandeling)

Slide 29 - Tekstslide

Akkoord van Linggadjati
  • Wapenstilstand
  • Nederland erkent de Republiek Indonesië op Java, Sumatra en Madoera
  • Oprichting Verenigde Staten van Indonesië (met Nederland): de koningin is staatshoofd
  • 15 november 1946

Slide 30 - Tekstslide

Het Akkoord van Linggadjati mislukt
  • Zowel Nederland als Indonesië zijn er eigenlijk niet gelukkig mee
  • Nederland past akkoord (via de Tweede Kamer) eenzijdig aan
  • In Indonesië laait het geweld weer op
  • Nederland zegt de overeenkomst op 20 juli 1947 op

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

1e Politionele actie 
(juli 1947-januari 1948)
  • Herstellen van het Nederlandse gezag
  • Bewuste keuze voor de naam 'politionele' actie en niet voor het woord 'militair', of 'oorlog'
  • Militair een succes, politiek niet: Republiek bleef bestaan en er kwam veel kritiek uit het buitenland

Slide 33 - Tekstslide

Indonesische onafhankelijkheid erkend
  • Grote druk op Nederland: Verenigde Staten dreigen met het stopzetten van het Marshallplan
  • Soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949

Slide 34 - Tekstslide



Republik Indonesia




Relatie met Nederland blijft echter moeilijk: 
veel discussies over o.a.: de Molukken, mensenrechten en ontwikkelingshulp.

Slide 35 - Tekstslide