Voorbereiding methodetoets D

Voorbereiding methodetoets D
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding methodetoets D

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 4 doelen die een schrijver kan hebben met een tekst (tekstdoelen).

Slide 2 - Woordweb


Tekstdoelen:

Informeren/instructie geven
Overtuigen
Overhalen
Vermaken/amuseren
Sleep de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
tekstdoel informeren
tekstdoel overtuigen
tekstdoel amuseren
tekstdoel overhalen
tekstdoel instrueren
een nieuwsbericht over een schietpartij
recensie over mijn gelezen boek
een strip in de Donald Duck
een advertentie voor de nieuwste iPhone
spelhandleiding van UNO

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef in eigen woorden aan wat er bedoeld wordt met een tekstverband.

Slide 4 - Woordweb

Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv. alinea's of zinnen).

Noem tenminste 3 verschillende tekstverbanden.

Slide 5 - Woordweb

Opsomming
Oorzaak en gevolg
Conclusie
Tegenstelling
Voorbeeld
Toelichting
Tijd
Doel en middel
tekstdoel: activeren
tekstdoel: amuseren
tekstdoel: informeren
tekstdoel: instrueren
tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
De schrijver wil dat je je vermaakt.
De schrijver wil dat je zijn mening  overneemt.
De schrijver wil dat je leert hoe je iets moet doen.
De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

opsommend tekstverband
concluderend tekstverband
tegenstellend tekstverband
redengevend tekstverband
uitleggend/voorbeeldgevend tekstverband
dus
en
toch
zoals
maar
daarom
dat wil zeggen
want

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

tekstverband opsomming
tekstverband conclusie
tekstverband tegenstelling
tekstverband voorbeeld
dus
en
toch
zoals
maar
tenslotte
echter
ook
kortom
bijvoorbeeld

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband = uitleg/toelichting
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed 
opsommend
tegenstellend
chronologie (tijdsvolgorde)
oorzaak-gevolg
toelichtend / voorbeeld
redengevend
voorwaardelijk
tevens
maar
daardoor
denk aan
tenzij
daarom
omdat
als ... dan
daarentegen
daarnaast
onder andere
het gevolg is dat

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je vertellen over het onderwerp van een tekst. Noem tenminste 1 kenmerk.

Slide 11 - Woordweb

-Elke tekst die je ooit zult lezen heeft een onderwerp.
 
- Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden. 

- Het is waar de tekst over gaat.

Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je vertellen over de hoofdgedachte van een tekst. Noem tenminste 2 kenmerken.

Slide 13 - Woordweb

- Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt geschreven is de hoofdgedachte van de tekst.

- De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: 'Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd?

- Vaak kan de hoofdgedachte in één zin worden weergeven.

-De hoofdgedachte vind je vaak terug in de inleiding of in de slotalinea.

Het onderwerp van een tekst...
De hoofdgedachte van een tekst...
Is waar de tekst over gaat.
Is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken.

Vind je in de titel en de inleiding.


Vind je in de titel, de inleiding of het slot.

Het onderwerp van een tekst...
De hoofdgedachte van een tekst...

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies