Engels 1e klas 5-3-2021

Trappen van vergelijking
Bijvoeglijk naamwoord
Vergrotende/vergelijkende trap
Overtreffende trap
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
Bijvoeglijk naamwoord
Vergrotende/vergelijkende trap
Overtreffende trap

Slide 1 - Tekstslide

Groot - groter - grootst
Met de trappen van vergelijking vergelijk je mensen, dieren en dingen. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Regels bij woorden met één lettergreep
Vergrotende trap = ______+er than smarter than
Overtreffende trap = the ______+est the smartest
Eindigt een woord op klinker + medeklinker, dan verdubbelt de medeklinker. Big, bigger than, the biggest
Eindigt het woord op een y, dan wordt het -ier/-iest. Tiny, tinier, tiniest

Slide 4 - Tekstslide

Andere regels
Woorden met twee of meer lettergrepen krijgen meestal het woord more en most ervoor: More beautiful than, The most beautiful. 
Er zijn ook onregelmatige vergelijkingen: bad, worse than, the worst.

Slide 5 - Tekstslide

Dad's car is much ______ than mine.
A
fast
B
faster
C
fastest
D
more fast

Slide 6 - Quizvraag

They live in a really ______ house.
A
beautiful
B
beautifuller
C
more beautiful
D
the beautifullest

Slide 7 - Quizvraag

She is the _____ tennis player of the world.
A
good
B
better
C
best
D
goodest

Slide 8 - Quizvraag

This suitcase is ______ than the others.
A
Heavy
B
Heavyer
C
Heavier
D
Heaviest

Slide 9 - Quizvraag

I talked to Claire and she is a very ____ girl.
A
Smart
B
Smarter
C
Smartest
D
Smarty

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 11 - Open vraag

Wanneer gebruik je een vergrotende trap?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je een overtreffende trap?

Slide 13 - Open vraag

Vergrotende trap
Bijvoeglijk naamwoord
Overtreffende trap
Smaller
Small
Smallest

Slide 14 - Sleepvraag

Kan je het verschil tussen de verschillende trappen uitleggen?
Ja
Nee
Een beetje

Slide 15 - Poll

Wanneer gebruik je een bijvoeglijk naamwoord?
A
Om extra informatie te geven over een zelfstandig naamwoord
B
Om twee dingen met elkaar te vergelijken
C
Om een toppunt aan te geven.

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een overtreffende trap?
A
Om extra informatie te geven over een zelfstandig naamwoord
B
Om twee dingen met elkaar te vergelijken
C
Om een toppunt aan te geven.

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een vergrotende trap?
A
Om extra informatie te geven over een zelfstandig naamwoord
B
Om twee dingen met elkaar te vergelijken
C
Om een toppunt aan te geven.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link