TaalCompleet A2 paragraaf 3.2 Omdat en Als

TaalCompleet A2 Thema 3 3.2
OMDAT EN ALS
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 Thema 3 3.2
OMDAT EN ALS

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdzin
De volgorde van een hoofdzin is: 
1. wie/wat 2.eerste werkwoord  3. rest (plaats, tijd, wat) 4. 2e werkwoord
Ik kan vandaag niet werken

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzin en hoofdzin
Ik ga naar de film en ik eet popcorn.
Ik eet popcorn want ik ga naar de film.
Ik ga naar de film dus ik eet popcorn.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bijzin en een hoofdzin?
Een hoofdzin is een zin die volledig is. 

Voorbeeld. 
Adam gaat naar bed. 
Ahmed eet een broodje. 


Slide 4 - Tekstslide

Een bijzin
Een bijzin komt na een hoofdzin, meestal na een komma.

Voorbeeld:
Goodluck voetbalt veel, want hij wil later profvoetballer worden.
Kerime pakt appels, omdat ze een taart wil bakken.




Slide 5 - Tekstslide

Verschil hoofdzin en bijzin
Een hoofdzin is een losse zin. Een bijzin moet altijd een hoofdzin hebben. 

Voorbeeld:
Zein gaat naar huis, omdat hij ziek is

Slide 6 - Tekstslide

Een bijzin.....
Je kunt ook een zin maken met een hoofdzin en bijzin: 
Ik kan vandaag niet werken, omdat ik ziek ben
Ik ga naar buiten, als het droog is
IN EEN BIJZIN STAAT HET WERKWOORD OP DE LAATSTE PLAATS!

Slide 7 - Tekstslide

Omdat:
Met omdat geef je een reden. Als iemand vraagt: waarom?, geef je antwoord met omdat.  Het betekent hetzelfde als want, maar de volgorde van de zin is anders: 
- Ik ga niet werken, want ik ben ziek
- Ik ga niet werken, omdat ik ziek ben
Als:
Als gebruik je wanneer iets gebeurt. Als iemand vraagt: wanneer?, geef je antwoord met als. 
Vraag: Wanneer ga je naar dat restaurant? 
Antwoord: als ik jarig ben

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin is een hoofdzin?
A
Wanneer ik thuis ben.
B
Zij speelt piano.
C
Omdat het leuk is.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een hoofdzin?
A
Ik eet een appel.
B
Omdat ik moe ben.
C
Hij gaat naar school.
D
Als het regent.

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf in één zin twee hoofdzinnen (gebruik want/maar/dus)

Slide 11 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
de - ik - trein - neem - want - mijn - fiets - kapot - is

Slide 12 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
omdat - ziek - dokter - ben - naar - ga - ik - de - ik

Slide 13 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
boos - ze - is - omdat - haar - telefoon - kwijt - is

Slide 14 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik leer Nederlands, omdat.....

Slide 15 - Open vraag

Maak de zin af:
Hij stuurt een kaartje, als.......

Slide 16 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik geef mijn klasgenoot een compliment, omdat .............

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide