Havo 1 H5 Oefentoets
1 / 25
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Heb jij dat nou ook?
Slide 3 - Open vraag
Verdeel de volgende zin in zinsdelen (met /): Heb jij dat nou ook?
Slide 4 - Open vraag
Wat is het onderwerp van de volgende zin: Heb jij dat nou ook?
Slide 5 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp van de volgende zin: Heb jij dat nou ook?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp van de volgende zin: Heb jij dat nou ook?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling van de volgende zin: Heb jij dat nou ook?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat is goed?
Mijn buurman (belemmeren) mijn uitzicht op de optocht.
Mijn buurman (belemmeren) mijn uitzicht op de optocht.
A
belemmerd
B
belemmert
Slide 10 - Quizvraag
Wat is goed?
Ik hoor dat mijn buurman de feestmuziek (beluisteren).
Ik hoor dat mijn buurman de feestmuziek (beluisteren).
A
beluistert
B
beluisterd
Slide 11 - Quizvraag
Wat is goed?
Hij houdt veel van jazz, heeft hij onlangs (onthullen).
Hij houdt veel van jazz, heeft hij onlangs (onthullen).
A
onhult
B
onthuld
Slide 12 - Quizvraag
Wat is goed?
Toen Koninginnedag veranderde in Koningsdag, is de nationale feestdag naar een andere datum (verhuizen).
Toen Koninginnedag veranderde in Koningsdag, is de nationale feestdag naar een andere datum (verhuizen).
A
verhuisd
B
verhuist
Slide 13 - Quizvraag
Schrijf op wat je hoort.
Slide 14 - Open vraag
Schrijf op wat je hoort.
Slide 15 - Open vraag
Schrijf op wat je hoort.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf op wat je hoort.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
'Je kan niet tippen homie, want mijn skills blijven'
Dit is een voorbeeld van:
Dit is een voorbeeld van:
A
vaktaal
B
standaardtaal
C
jongerentaal
Slide 19 - Quizvraag
'Ga je vanmiddag mee winkelen?'
Dit is een voorbeeld van:
Dit is een voorbeeld van:
A
vaktaal
B
standaardtaal
C
jongerentaal
Slide 20 - Quizvraag
'In de notariële akte is onder andere het volgende opgenomen'
Dit is een voorbeeld van:
Dit is een voorbeeld van:
A
vaktaal
B
standaardtaal
C
jongerentaal
Slide 21 - Quizvraag
Welk woord mist?
De minuten ..... altijd heel snel tijdens een ritje in de achtbaan.
De minuten ..... altijd heel snel tijdens een ritje in de achtbaan.
A
aantreffen
B
verstrijken
C
vergen
D
garanderen
Slide 22 - Quizvraag
Welk woord mist?
Ik kan helaas niet ...... dat ik op tijd thuis ben.
Ik kan helaas niet ...... dat ik op tijd thuis ben.
A
aantreffen
B
verstrijken
C
vergen
D
garanderen
Slide 23 - Quizvraag
Welk woord mist?
Er was een ..... tijdens de verbouwing: we raakten per ongeluk de leiding.
Er was een ..... tijdens de verbouwing: we raakten per ongeluk de leiding.
A
bruikleen
B
vergen
C
incident
D
onderscheiding
Slide 24 - Quizvraag
Welk woord mist?
Mijn buurvrouw krijgt een ..... omdat ze zoveel vrijwilligerswerk doet.
Mijn buurvrouw krijgt een ..... omdat ze zoveel vrijwilligerswerk doet.
A
bruikleen
B
vergen
C
incident
D
onderscheiding
