10-1-24
1 / 11
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de formule voor de zwaartekracht
A
W = F x s
B
F = m x a
C
Fg= m x g
D
v = s / t
Slide 2 - Quizvraag
De lift komt van de grond, de kabel
staat gespannen.
Welke regel geldt?
staat gespannen.
Welke regel geldt?
A
Fz = Fn
B
Fn=Fs
C
Fz = Fs
Slide 3 - Quizvraag
bereken de massa van Barry
A
40 kg
B
112 kg
C
25 kg
D
32 kg
Slide 4 - Quizvraag
De cheeta bereikt vanuit stilstand in een tijd van 4,2 s een snelheid van 30 m/s. Ga ervan uit dat de cheeta eenparig versnelt.
A
126 m
B
63 m
C
7,2 m
Slide 5 - Quizvraag
Een ring met inzittenden wordt met een constante snelheid van 1,5 m/s tot een hoogte van 67,5 m gebracht.
Bereken de tijd om hem omhoog te brengen.
Bereken de tijd om hem omhoog te brengen.
A
101,25 s
B
22,2 s
C
45 s
Slide 6 - Quizvraag
De ballonnen leveren samen een kracht van 2000 N omhoog. Het geheel wordt met zakken vol water zwevend gehouden. De totale massa van de materialen en Jonathan samen is 165 kg.
Bereken hoeveel liter water er in de waterzakken zit (1 kg ≙ 1 L).
A
1835 L
B
35 L
C
12 L
D
350 L
Slide 7 - Quizvraag
Een auto trekt in 5 seconden op van 50 naar 80 km/h. De beweging is eenparig versneld. Hoe groot is de versnelling?
A
1,7 m/s2
B
6,0 m/s2
C
-1,7 m/s2
D
-6,0 m/s2
Slide 8 - Quizvraag
welke is juist?
A
remweg = reactietijd + stopafstand
B
stopafstand = reactietijd + remweg
C
remweg = reactieafstand + stopafstand
D
stopafstand = reactieafstand + remweg
Slide 9 - Quizvraag
Albert fietst dagelijks naar zijn werk. De kracht waarmee Albert z'n fiets voortbeweegt is 70 N. Hoeveel arbeid verricht Albert als hij dagelijks 5 km fietst?
A
14 J
B
14 kJ
C
350 J
D
150 kJ
