2. Controleren of je uit je Studiewijzer van P2 alle oefeningen in je Roze Boekje en PA hebt gemaakt qua onderwerpen.
3. Nakijken in Classroom.
4. Leren voor Toetsweek: zie leerbriefje in Classroom
Slide 4 - Tekstslide
Pluscuamperfecto
Pregunta: Wat is ook alweer de perfecto? Hoe maak je deze?
(yo)
(tú)
(él/ella/usted) +
(nosotros/-as)
(vosotros/-as)
(ellos/ellas/ustedes)
Slide 5 - Tekstslide
Pluscuamperfecto
ANTWOORD: Perfecto = vorm van HABER + voltooid deelwoord (participio)
(yo) he
(tú) has (participio)
(él/ella/usted) ha + cantado/bebido/salido (denk aan de onreg. participios
(nosotros/-as) hemos bv: escrito/puesto/roto).
(vosotros/-as) habéis
(ellos/ellas/ustedes) han
Slide 6 - Tekstslide
Pluscuamperfecto
Pluscuamperfecto = imperfecto van HABER + voltooid deelwoord (participio)
(yo) había
(tú) habías
(él/ella/usted) había cantado/bebido/salido
(nosotros/-as) habíamos
(vosotros/-as) habíais
(ellos/ellas/ustedes) habían
Slide 7 - Tekstslide
Pluscuamperfecto
GEBRUIK:
Pluscuamperfecto wordt gebruikt voor het aangeven van handelingen in het verleden die aan andere handelingen zijn voorafgegaan. Wij zouden dat kunnen vertalen in het NL naar 'hadden'. Vb: 'had (al) gemaakt'.
VOORBEELD:
Ayer cuando volví a casa, Manolo ya había hecho la comida.
Toen ik gisteren thuiskwam, had Manolo het eten al gemaakt.
→ Het eten was al gemaakt vóór Manolo thuiskwam. Deze handeling in het verleden vond plaats vóór een andere handeling in het verleden.
Slide 8 - Tekstslide
Vertaal de volgende zinnen:
Raul en Carlos hadden het eten al gekocht.
Had jij de keuken al schoongemaakt?
Ze hadden slaap (tener sueño) omdat ze veel gestudeerd hadden.
Ik had aan hem gevraagd of (si) hij wilde komen. (Denk hierbij aan meew.vw)
Wij hadden al gegeten.
!! Denk aan het juist gebruik van imperfecto/indefinido in de (bij)zin die geen pluscuamperfecto heeft.
Opdracht 1: Pluscuamperfecto
Tiempo: <10 min
Objetivo: Begrijpen wanneer je de pluscuamperfecto gebruikt én hoe je deze maakt.
Slide 9 - Tekstslide
Vertaal de volgende zinnen:
Raul y Carlos ya habían comprado la comida.
¿Ya habías limpiado la cocina?
Tenían sueño porque habían estudiado mucho.
Le (=meew.vw) había preguntado si querría venir.
Ya habíamos comido.
!! Zin 3 en 4 hebben een hoofd- en bijzin. Daarom moet je hier goed nadenken of je een imperfecto of indefinido in de zin gebruikt.
Opdracht 1: Pluscuamperfecto (antwoorden)
Tiempo: <10 min
Objetivo:Begrijpen wanneer je de pluscuamperfecto gebruikt én hoe je deze maakt. Hoeveel zinnen had je goed? Wat kan beter?
Slide 10 - Tekstslide
Estar + participio (= resultaat)
(yo) estoy
(tú) estás
(él/ella/usted) está + participio (volt.dw)
(nosotros/-as) estamos
(vosotros/-as) estáis
(ellos/ellas/ustedes) están
Let op! Het volt.dw (participio) krijgt hier de functie van een bijvoeglijk naamwoord. Je past het dus aan aan het zelfst.nw (concordantie: geslacht en getal)
Slide 11 - Tekstslide
Estar + participio (= resultaat)
Voorbeelden:
El ticket está reservado = het ticket is gereserveerd.
--> reservado zegt hier iets over 'el ticket'. Het is dus een bijvoeglijk naamwoord geworden.
La carta está escrita= de brief is geschreven
--> escrita zegt hier iets over 'la carta'. Je past 'escrito' dus aan aan 'la carta' (vrouwelijk + enkelvoud).
Las cartas están escritas= de brieven zijn geschreven.
Slide 12 - Tekstslide
Geef het resultaat van de volgende zinnen:
Mi padre nos lleva la televisón que .............. (reparar).
Los vasos ............... (romper).
Mi hermana tiene las cartas que ..................(escribir).
Quiero unos helados que ya ............. (preparar).
La camiseta .................. (hacer) de cotón.
Opdracht 2: Resultaat
Tiempo: <5 min
Objetivo: Begrijpen hoe je het resultaat van iets geeft in het Spaans én hoe je dit maakt.
Slide 13 - Tekstslide
Geef het resultaat van de volgende zinnen:
Mi padre nos lleva la televisón que .............. (reparar). está reparada.
Los vasos ............... (romper). están rotos.
Mi hermana tiene las cartas que ..................(escribir). están escritas.
Quiero unos helados que ya ............. (preparar). están preparados.
La camiseta .................. (hacer) de cotón. está hecha.
Opdracht 2: Resultaat (antwoorden)
Tiempo: <5 min
Objetivo:Begrijpen hoe je het resultaat van iets geeft in het Spaans én hoe je dit maakt. Hoeveel antwoorden goed? Waar zitten de fouten?