Albeda NT2 AGO les 1

Welkom bij LessonUp!
Nodig: 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij LessonUp!
Nodig: 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag goed opletten!
Pen en papier
Lessonup op telefoon
MICROSOFT TEAMS op laptop 
PRAAT SAMEN 
LUISTEREN 

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerp van vandaag = feest 
Spel
Koningsdag
SOFTKETCHUP 
Gebiedende wijs 
Werken uit boek 
Praat samen 

 

Praat samen   







 

Slide 3 - Tekstslide

Studiewijzer 
daggroep 


studiewijzer 
avondgroep 
Week 1: 1.1 tot en met 1.6 

Slide 4 - Tekstslide

Spel: 


Geef antwoord op de vraag.  Kies uit: 
Dat klopt 
Dat klopt niet  
Dat doe ik niet 
Waarschijnlijk wel 
Daar ben ik nooit geweest 
Waarschijnlijk niet 
 Ik weet het niet 

Schrijf deze antwoorden op met pen en papier 
    



Slide 5 - Tekstslide

1: Jij bent een man.


Slide 6 - Open vraag

Pak je 
Ga naar: 
lessonup.app
Voer de code in

Slide 7 - Tekstslide

2: De afmeting van een parabool is gelijk aan een vierkant.

Slide 8 - Open vraag

3: Het voltooid deelwoord van 'geven' is 'gegeven'.

Slide 9 - Open vraag

4. Krijgt iedereen voor 1 juli een coronaprik?

Slide 10 - Open vraag

5. 10 - 2 = 7

Slide 11 - Open vraag

6. Rook jij?

Slide 12 - Open vraag

7. Ben je weleens in Siberië geweest?

Slide 13 - Open vraag

Nieuw onderwerp 
Drie zinnen schrijven met tijd (eerst, daarna ten slotte)  

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je gedaan op Koningsdag?
Schrijf drie zinnen. 1. Eerst.. 2. Daarna.. 3. Ten slotte

Slide 15 - Open vraag

Koningsdag
Het was gisteren  Koningsdag! Net als vorig jaar was deze dag een stuk minder feestelijk dan normaal. Vanwege corona zijn er geen vrijmarkten en geen festivals.
Ook dit jaar gelden de corona-regels
Wat betekenen de woorden? 


Net als
Feestelijk 
Vanwege  

Slide 16 - Tekstslide

Net als vorig jaar was deze dag een stuk minder feestelijk dan normaal.
Net als =
A
Bijna hetzelfde als
B
Hetzelfde als
C
Een beetje als
D
niet als

Slide 17 - Quizvraag

Vanwege corona zijn er geen vrijmarkten en geen festivals.
Vanwege =
A
Daardoor
B
Door
C
Omdat
D
Maar

Slide 18 - Quizvraag

Feestelijk =
A
druk
B
rustig
C
saai
D
gezellig

Slide 19 - Quizvraag

Luister en kijk naar het fragment. Welke belangrijke woorden hoor je? Schrijf deze op de telefoon .


Slide 20 - Open vraag

Luister en kijk naar het fragment. Wat is het onderwerp ?

Slide 21 - Open vraag

Nederland 
  • In Nederland hebben we een koning. 
  • De koning heeft  weinig macht.
  • De minister-president heeft de meeste macht in Nederland. 

Wie heeft de meeste macht in jouw geboorteland? 
Praat samen! 



Wie heeft de meeste macht in jouw geboorteland? 





Slide 22 - Tekstslide

Herhaling: SOFTKETCHUP 
Kijk naar het fragment. 
Schrijf met pen en papier op:
SOFTKETCHUP bij het werkwoord 'werken' ( begint bij 1.50 min)   

Slide 23 - Tekstslide

onregelmatig/speciaal?

Slide 24 - Woordweb

Het voltooid deelwoord van blijven
A
geblijft
B
geblijfd
C
gebleven
D
bleefde

Slide 25 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van 'zien'
A
gezagen
B
zag
C
gezien
D
gezied

Slide 26 - Quizvraag

Nieuw onderwerp 


Normale vraag
Wil je de krant even geven?
Je kunt boter in de pan doen. 
Je moet hier naar links gaan 
Gebiedende wijs !


Geef de krant! 
Doe boter in de pan! 
Ga naar links! 

Slide 27 - Tekstslide

Maak een gebiedende wijs.
Kun je me helpen?

Slide 28 - Open vraag

Kun je even een lepel geven?

Slide 29 - Open vraag

Werken uit boek
Kijk naar de studiewijzer. 
Welke vragen heb je? 
Wat vind je moeilijk? 

Slide 30 - Tekstslide

Praat samen!  
  • Wanneer heb jij een feest gegeven?
  • Wat voor feest heb je gegeven? *
  • Hoeveel mensen waren er?
  • Was er muziek op het feest?
  • Tot hoe laat duurde het feest?
  • Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **
  • Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **
  • Vertel over het feest. **




Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **
Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **
Vertel over het feest. **       

Vertel over het feest. **





Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **
Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **
Vertel over het feest. **

Slide 31 - Tekstslide

Open e-mail op laptop 
Je bent door vrienden uitgenodigd voor een feest. 
Je kunt niet komen. Geef een reden. 
Je wilt wel snel afspreken. Doe een voorstel voor een datum en tijd  

Stuur de e-mail naar: a.goedhart@albeda.nl 

Slide 32 - Tekstslide

Welke woorden heb je geleerd?

Slide 33 - Woordweb

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Als er tijd over is ..verwijswoorden 
Herman heeft een nieuwe auto gekocht. Herman is heel blij met de auto. Herman rijdt iedere dag in de auto. 


Wat valt je op? 

Slide 35 - Tekstslide

Gebruik verwijswoorden voor 'Herman' en 'de auto'.

Slide 36 - Open vraag

De kast = deze/die kast.  

Het huis is mooi = dit/dat huis. 


De kast = hij

Het huis = het 

De kasten = ze
Ik heb deze vorige week gekocht. 
Ik heb dit vorige week gekocht.  

Hij staat mooi in de kamer.  

Het is erg groot. 

Ze staan mooi in de kamer.  

Slide 37 - Tekstslide

De kast 


Het huis  



de huizen
ik heb hem vorige week gekocht. 

Ik heb het vorige week gekocht.


ik heb ze vorige week gekocht.  

Slide 38 - Tekstslide

hij / het/ ze

Ik heb een nieuwe lamp. ... is erg mooi.
A
hij
B
het
C
ze

Slide 39 - Quizvraag

Ik heb nieuwe lampen. ... zijn erg mooi.
A
ze
B
het
C
hij

Slide 40 - Quizvraag


De bank is kapot. Ik moet ..vervangen
A
hem
B
ze
C
hij

Slide 41 - Quizvraag

De man is moe. 
De vrouw is moe. 


Hij geeft de man een bloem. 
Hij is moe.
Zij is moe.  


Hij geeft hem een bloem. 

Slide 42 - Tekstslide

  1. Hij geeft ik een bloem.
  2. Hij geeft jij bloem. 
  3. Hij geeft hij een bloem. 
  4. Hij geeft zij een bloem. 
  5. Hij geeft wij een bloem. 
  6. Hij geeft jullie een bloem. 
  7. Hij geeft zij een bloem.  
  8. Hij heeft met zij gegeten  

Schrijf de antwoorden op met pen en papier 
1 = .. 
2 = .. 

Slide 43 - Tekstslide

Schrijf de antwoorden op
1 = .. 2 = ... 3 = ... 4 = ... 5 = .. 6 = .. 7 = ..

Slide 44 - Open vraag

  1. Hij geeft ik een bloem.
  2. Hij geeft jij bloem. 
  3. Hij geeft hij een bloem. 
  4. Hij geeft zij een bloem. 
  5. Hij geeft wij een bloem. 
  6. Hij geeft jullie een bloem. 
  7. Hij geeft zij een bloem.  
  8. Hij heeft met zij gegeten

mij 
jou
hem 
haar 
ons 
jullie 
hun 
hen 

Slide 45 - Tekstslide

Praat samen 
Geef antwoord zonder het rode woord. Hele zinnen!
• Waar heb je de kast gekocht?
• Wat heb je Herman gegeven?
• Waar staat jouw auto?
• Hoe heet jouw vriend?
• Waar liggen de boeken?
• Hoeveel kost de tv?
• Waar is de wc?
• Wat heb je Marie gegeven?
• Wat heb je met de kinderen gedaan?
• Ga je met jouw collega’s eten?

Klaar? verzin vragen voor elkaar!  

Slide 46 - Tekstslide

Schrijf twee zinnen. Gebruik een verwijswoord.

Slide 47 - Open vraag