Paragraaf 5.1 en 5.2 BK2B

Paragraaf 5.1 en 5.2
Pak je iPad en Boek 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.1 en 5.2
Pak je iPad en Boek 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Paragraaf 5.1 en 5.2 uitleg
Opdrachten maken
Toets bespreken

Slide 2 - Tekstslide

§ 5.1 Koop jij op de markt?
    Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen, noem je marketing




    Slide 3 - Tekstslide

    § 5.1 Koop jij op de markt?
    De weekmarkt is een plaats waar handelaren hun goederen te koop aanbieden en waar consumenten komen om iets te kopen.








    Denk aan eten, drinken en kleding

    Slide 4 - Tekstslide

    § 5.1 Koop jij op de markt?
    De woningmarkt is het totaal van alle woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning.

    Slide 5 - Tekstslide

    Kun je de onderstaande markten wel of niet bezoeken?
    Markt die je kan bezoeken.
    Markt die je niet kan bezoeken.
    De supermarkt
    De arbeidsmarkt
    De woningmarkt

    Slide 6 - Sleepvraag

    § 5.1 Koop jij op de markt?
    Het aantal woningen dat te koop staat op de woningmarkt noem je het aanbod


    Aanbod is alles wat producenten te 
    koop aanbieden.


    Slide 7 - Tekstslide

    § 5.1 Koop jij op de markt?
    Wanneer jij voor de voetbal nieuwe voetbalschoenen
    moet hebben, ga je opzoek naar nieuwe
    voetbalschoenen.


    Doordat je op zoek bent naar voetbalschoenen, zorg je voor vraag.

    Vraag op de markt gaat over alles wat mensen willen kopen.

    Slide 8 - Tekstslide

    Horen de onderstaande voorbeelden bij vraag of aanbod?
    Vraag
    Aanbod

    Je koopt op het internet schoenen
    Een huis wordt te koop gezet
    Je gaat naar de winkel voor brood

    Slide 9 - Sleepvraag

    § 5.2 Wat wordt de prijs?

    Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
    De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


    Slide 10 - Tekstslide

    § 5.2 Wat wordt de prijs?

    Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


    Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
    = brutowinstmarge of brutowinst

    Slide 11 - Tekstslide

    § 5.2 Wat wordt de prijs?
    De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


    inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

    Slide 12 - Tekstslide

    Jan koopt een gazelle fiets in voor €300. Zijn brutowinstopslag is €150. Wat wordt zijn verkoopprijs?

    Slide 13 - Open vraag

    Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

    Slide 14 - Open vraag

    § 5.2 Wat wordt de prijs?
    Aan het einde van de dag bekijkt Hans hoeveel stoelen er zijn verkocht. Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet.





    Door stoelen te verkopen, krijgt Hans geld binnen. Het totale bedrag dat Hans ontvangt door de verkoop van zijn producten, noem je de omzet of verkoopopbrengst



    Slide 15 - Tekstslide

    Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn afzet?

    Slide 16 - Open vraag

    Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn omzet?

    Slide 17 - Open vraag

    Aan de slag
    Maak de volgende opdrachten van paragraaf 5.1:
    1, 3, 4, 7, 10, 12
    Maak de volgende opdrachten van paragraaf 5.2:
    19, 22, 24, 26, 29, 31

    Slide 18 - Tekstslide