5.1 Brand

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Brand!

Slide 2 - Woordweb

5.1 Brand
Deze les gaan we kijken naar:
  • Brandvoorwaarden
  • Reactieverschijnselen bij verbranding
  • Reactieschema van een verbranding
  • Oxiden

Slide 3 - Tekstslide

Drie brandvoorwaarden:

Slide 4 - Tekstslide

Filmje ontbrandingstemperatuur (VLD)

Slide 5 - Tekstslide

Ontbrandingstemperatuur

Temperatuur waarbij een stof gaat branden.

Het is een stofeigenschap.

Elke stof heeft zijn eigen ontbrandingstemperatuur.

Zie tabel 1 op blz. 100 (handboek)

Slide 6 - Tekstslide

Branddriehoek
  1. brandstof
  2. zuurstof
  3. ontbrandingstemperatuur

Zonder 1 van de 3 brandvoorwaarden, is verbranding niet mogelijk of stopt de verbranding.

Slide 7 - Tekstslide

Reactieverschijnselen bij verbranding
  1. ontstaan van warmte
  2. vlammen = brandend gas
  3. soms rook (= gas +vaste deeltjes)
  4. soms vonken (=vaste gloeiende deeltjes)
  5. vaak as (na verbranding)
  6. (een explosie is een supersnelle verbranding waarbij veel gas  ontstaat)

Slide 8 - Tekstslide

Vlammen
  • = Gloeiend gas (=brandstof)

  • Vlammen laten zien dat de stof die brandt gasvormig is. 

  • De verbrandingsreactie van het gas vindt in de vlammen plaats.

Slide 9 - Tekstslide

Rook
  • Rook is een mengsel van lucht, hete verbrandingsgassen en kleine deeltjes vaste stof. 

  • Rook is goed zichtbaar als er veel kleine deeltjes in zitten.  

  • Hoe donkerder, hoe gevaarlijker

Slide 10 - Tekstslide

Vonken
  • Vonken zijn vaste deeltjes die zo heet zijn dat ze zelf zijn gaan gloeien. 

Slide 11 - Tekstslide

Vonken tijdens het vreugdevuur in Scheveningen bij de jaarwisseling in 2019. 

Slide 12 - Tekstslide

As
  • Vaak blijft er as achter. 

  • As bestaat uit stoffen die niet of moeilijk branden. 
  • Of verbrandingsproducten die niet met de rook zijn meegevoerd. 

Slide 13 - Tekstslide

Reactieschema van verbranding
Reactie van een brandstof met zuurstof.
Er ontstaan -oxiden.

Brandstof + zuurstof -> verbrandingsproducten (oxiden)

Slide 14 - Tekstslide

Oxiden
Als je iets verbrandt, gaat het een verbinding met zuurstof aan. 
Verbindingen van een element met zuurstof worden oxiden genoemd.

Bijv. bij de verbranding van vast magnesium
magnesium (s)  + zuurstof (g) --> magnesiumoxide

Verbranding van vast koolstof
koolstof (s) + zuurstof (g) --> koolstofdioxide

Slide 15 - Tekstslide

Oxiden
Bekendste oxide is: koolstofdioxide

Komt vooral vrij bij verbranding van  fossiele brandstoffen 
= Aardgas, benzine enz.

Aan te tonen met 'helder kalkwater' 
-> Verbrandingsgas door het heldere water heen leiden
-> Koolstofdioxide aanwezig? Dan wordt het kalkwater troebel

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de naam van FeO?
A
Loodoxide
B
IJzeroxide

Slide 17 - Quizvraag

Wat is er altijd nodig voor een verbranding?
A
brandbare stof, temperatuur en koolstof
B
brandbare stof, warmte en koolstofdioxide
C
brandbare stof, temperatuur en zuurstof
D
verbrande stof, temperatuur en zuurstof

Slide 18 - Quizvraag

Ik blaas een kaars uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik hier weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 19 - Quizvraag

Bij een verbranding ontstaan altijd
A
Atomen
B
Vuur
C
Oxiden
D
Water

Slide 20 - Quizvraag

In het reactieschema van een verbranding staat
A
altijd zuurstof voor de pijl
B
altijd zuurstof na de pijl
C
nooit zuurstof
D
maar één beginstof

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het reactieschema bij een verbranding van aardgas?
A
aardgas (s)+ zuurstof (g) --> water (l) + koolstofdioxide (g)
B
aardgas (g) --> water (g) + koolstofdioxide (g)
C
aardgas (g)+ zuurstof (g) --> water (l) + koolstofdioxide (l)
D
aardgas (g)+ zuurstof (g) --> water (g) + koolstofdioxide (g)

Slide 22 - Quizvraag

Ik zet een potje over een brandende kaars. De kaars gaat uit.
Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 23 - Quizvraag

CO₂ heet ook wel...
A
Koolstof-mono-oxide
B
Koolstof-di-oxide
C
dikoolstofdioxide
D
Koolzuurstof

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de naam van CuO?
A
Koperoxide
B
Kaliumoxide

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
Maak nu opdracht 1 t/m 13.


Slide 26 - Tekstslide