15.2 Populaties 5V 2122

H15.2 Populaties





Herten in de oostvaardersplassen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H15.2 Populaties





Herten in de oostvaardersplassen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
15.1 Energiestromen
15.2 Populaties
15.3 Warmte, water en exoten
15.4 Biobrandstof en recycling
15.5 De stad als ecosysteem

Veel toepassen van wat we al weten.
Belangrijk: komt veel terug in het examen.

Slide 2 - Tekstslide

Producenten
Consumenten
Reducenten
Autotroof
Heterotroof
Anorganisch naar organisch
Organisch naar organisch
Organisch naar anorganisch
Fotosynthese
Chemosynthese
Algen
Planten
Schimmels
Bacteriën

Slide 3 - Sleepvraag

Doel 15.2
  • Je leert enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes
  • Je leert wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
  • Je leert de eilandtheorie en zijn toepassing
  • Je leert welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie

Slide 4 - Tekstslide

Populatiedynamiek

Slide 5 - Tekstslide

Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.

Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Beschrijf de habitat van de eekhoorn zo goed mogelijk

Slide 8 - Open vraag

Beschrijf de niche van de eekhoorn zo goed mogelijk

Slide 9 - Open vraag

Ecosysteem/ habitat/ niche
Een ecosysteem bevat
  • verschillende habitats.
  • En verschillende niches binnen de habitats.
Soorten kunnen naast elkaar leven binnen habitats, hun onderlinge relatie blijkt uit hun niches. 
Bij overlapping in niche is er concurrentie.

Slide 10 - Tekstslide

Ecosysteem/ habitat/ niche
Soort A en B leven deels in
hetzelfde habitat.
Dit betekent nog niet dat ze 
directe invloed op elkaar 
hebben.

Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 11 - Tekstslide

Ecosysteem/ habitat/ niche
De niche in het overlappende 
deel van de habitat bepaalt
of de soorten elkaar kunnen
beïnvloeden.

Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.



Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 12 - Tekstslide

Gradiënt ecosysteem

Voordeel: veel habitats en dus veel niches: 
grote biodiversiteit

Slide 13 - Tekstslide

Gradiënt ecosysteem (Utrecht)

Slide 14 - Tekstslide

Eilandtheorie
Beschrijft:
  • de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem)
  • en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).

BINAS 93C


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
  • Klein eiland: veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
  • Groot eiland: minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
  • Dichtbij: veel migratie 
  • Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht:
  • het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.
  • De biodiversiteit blijft gelijk.
  • Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.

Slide 26 - Tekstslide

Bij kolonisatie van 2 even grote eilanden, leeft het grootste aantal soorten op het eiland
A
dichtbij het vaste land
B
ver van het vaste land

Slide 27 - Quizvraag

Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
  • Founder effect
  • Flessenhals effect



Slide 28 - Tekstslide

Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood.
  • De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
  • Gebaseerd op toeval.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
  • De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
  • Gebaseerd op toeval.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Verschil met natuurlijke 

Slide 36 - Tekstslide

Verschil met natuurlijke selectie
Belangrijk verschil tussen wijzigingen in genetische variatie in een populatie door natuurlijke selectie en foundereffect/ flessenhals effect:
  • Natuurlijke selectie is niet gebaseerd op toeval maar op verschil in fitness.
  • Founder effect/ flessenhals effect zijn gebaseerd op toeval (genetic drift).

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Doel 15.2
  • Je hebt enkele evenwichtsvoorwaarden voor populatiegroottes geleerd
  • Je hebt geleerd wat de kenmerken van een gradiëntecosysteem zijn
  • Je hebt de eilandtheorie en zijn toepassing geleerd
  • Je hebt geleerd welke effecten invloed hebben op de genetische diversiteit van een populatie

Slide 39 - Tekstslide

Begrippen 15.2
gradiëntecosysteem, eilandtheorie, founder effect, flessenhalseffect, genetic drift

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maak de opdrachten van 15.2
  • kies je leerroute

Slide 41 - Tekstslide