H2.1 Modellen + H2.2 De bouw van een atoom

H2.1 Modellen + H2.2 De bouw van een atoom
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2.1 Modellen + H2.2 De bouw van een atoom

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten maken
HAVO
Lezen: H2.1 + H2.2 
Maken: 5, 6, 7, 12, 13, 15, 17, 18 en 21



Slide 3 - Tekstslide

De bouw van een atoom
"Een atoom is een massief bolletje".
Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmeting.

1808 - John Dalton
Kleuren atoommodellen

Slide 4 - Tekstslide

De bouw van een atoom
"Een atoom bestaat uit een positief geladen kern en een negatief geladen elektronenwolk."
Atoomkern = protonen + neutronen Elektronenwolk = elektronen.
Elk atoom heeft een atoomnummer en atoommassa.
1911 - Ernest Rutherford 

Slide 5 - Tekstslide

De bouw van een atoom
"De elektronen zitten in verschillende bolvormige banen rond de kern".

1913 - Niels Bohr 

Slide 6 - Tekstslide

De bouw van een atoom
Het atoommodel van Bohr:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zitten elektronen georganiseerd in schillen
  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 7 - Tekstslide

Werkboekje: Bouw van een atoom
Je krijgt een boekje met daarin een aantal werkbladen. 
Werkblad 1: Teken van het zuurstofatoom in de schematische afbeelding de protonen, neutronen en elektronen
Werkblad 2: Zie 1 maar dan voor zwavel.
Werkblad 3: Zie 1 maar dan voor Neon.
Werkblad 4 + 5: Verder oefenen met de elementen uit het Periodiek systeem (geplasitificeerd).
Werkblad 6: Oefenen met zouten.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
  • Werkblad 2 + 3 invullen
  • Verder oefenen met óf werkblad 4 óf werkblad 5.
  • Als dit goed gaat maak je de opdracht op werkblad 6

Klaar?
Maken opdracht: 5, 6, 7, 12, 13, 15, 17, 18 en 21

Slide 10 - Tekstslide

Het element fluor heeft atoomnummer 9 en massagetal 19. De bouw van het atoom is dus
A
19 p, 10 n, 19 e
B
9 p, 10 n, 9 e
C
10 p, 9 n, 10 e
D
9 p, 19 n, 9 e

Slide 11 - Quizvraag

Bij wie past
deze omschrij-
ving van het
atoommodel?
A
John Dalton
B
Ernest Rutherford
C
Niels Bohr

Slide 12 - Quizvraag


A
plaatje loog
B
H2O2
C
los O2 en H2
D
water

Slide 13 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 14 - Quizvraag

Geef de massagetallen van de drie koolstof isotopen.
A
6-6-6
B
6-7-8
C
12-13-14
D
18-19-20

Slide 15 - Quizvraag

In de natuur komen twee isotopen van koolstof voor: C-12 en C-13. Hiernaast zie je de kernen van beide isotopen.
Hoe kan je deze twee vormen van koolstof van elkaar scheiden?
A
Met een chemische reactie want de isotopen reageren soms verschillend
B
Met een centrifuge want de isotopen verschillen in massa
C
Je kan ze niet scheiden.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video